Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juni 2025
Dan, de eerste moest in 1536 en de andere later vlugten, daar de strengheid der vervolging zeer was toegenomen, nadat in het vorige jaar ook hier eene oproerige beweging der Munstersche Wederdoopers tot openbaren strijd en vervolging aanleiding gaf.
"Indien Schout Hollesloot half zooveel verstand had als goeden wil," denkt hij, "dan had hij die zakken niet daar, of althans niet dan onder goede bewaking laten liggen. Wolzakken kunnen van dienst zijn, en ik heb ze in 't jaar 35 met goed gevolg tegen de Wederdoopers helpen bezigen; maar de Regeering moet zorgen, dat zij er zelve gebruik van make en men ze niet tegen haar aanwende."
"Preys, Leendertz en Eyndhouts zijn door aanzienlijke toezeggingen van geld en ambten bereid alles voor de goede zaak te wagen. Botbergen hangt slechts van u af. Slatius, Groenhovius en hun Arminianen zijn, uit wraakzucht en haat alleen, volkomen bereid zich bij ons te voegen. De wederdoopers, die niet vechten mogen, hebben ons van geldelijken onderstand verzekerd.
Nog langen tijd daarna moesten er ook in Friesland maatregelen tegen de woelingen der Wederdoopers worden genomen, onder anderen blijkbaar uit de Brieven en Aanschrijvingen ter voorzieninge van de Landvoogdes, Maria van Hongarijen, gerigt aan den President en Raden van het Hof van Friesland.
In den jaare 1536 heeft Menno Simons, Priester te Witmaarsum, zyn priesterambt verlaaten, en zich tot de Wederdoopers begeeven: waar van dezelve den naam van Mennisten hebben bekomen, zo als zy noch in Friesland, zonder onderscheid, allen genoemt worden. In dit zelve jaar, hebben de Groningers hunne hulpe aan den Hertog van Gelder tegens Graaf Enno van Oostfriesland opgezegt.
Hij ziet zich terug, als knaap met den hoepel spelende op dat plein, in een tijd, toen men nog aan geen "Luiteranye" dacht, en nog maar alleen zorg voedde voor de wapenen van den Gelderschman; hij herdenkt zijne reizen, zijn studietijd, zijne terugkomst, zijne eerste handelingen als Lid van de Vroedschap: de woelingen der Wederdoopers en zijn ijver tegen al wie van ketterij verdacht werd; hij doorleeft de dagen van zijn Burgemeesterschap, en nog kan hij zich niet onthouden van een glimlach, bij de gedachte, hoe hij, in 1545, toen de uitvoer van het koren overal verboden werd, de afkondiging van het plakkaat te Amsterdam weerhouden heeft, door te bestellen, dat bij de opneming, de voorraad, in de stad aanwezig, dubbel werd opgegeven dan die werkelijk was, en hoe hij, in 1553, ettelijke duizenden der opgebrachte bede in zijne, in plaats van in de Landskas, had weten te doen overgaan.
Hij ziet weer voor zijne oogen het schavot opgericht, hij is opnieuw, als van 1549 tot 1552, getuige van het verbranden en versmoren der Wederdoopers, en hij haalt de schouders op, bij de overweging, dat, indien de Wethouderschap maar even kloekmoedig was als in die dagen, en een vijftigtal uit dien hoop, die thans op den Dam vergaderd is, vatten, en, "anderen tot exempel", op liet hangen, de overigen wel stil naar huis zouden gaan.
De oudste is Christina Michiel Barents uit Leuven, oud 50 jaar, de jongste Anneken Jans uit den Briel, 28 jaar oud. In plaats door ontkenning te trachten haar leven te redden, bekennen zij onbeschroomd tot de Wederdoopers te behooren.
De maagschapsnaam Dooper, oudtijds als een soort bynaam wel gegeven aan de belyders en vooral aan de eerste voorstanders van den godsdienst der Wederdoopers en Doopsgezinden, mag hier ook een plaatske vinden. De geslachtsnamen De Jode, De Jeude, enz. als meer een volksnaam vertegenwoordigende dan een godsdienstnaam, heb ik reeds op bl. 197 vermeld.
Allen, die blijken gaven van de Roomsche kerk af te vallen of ongenegen te zijn, werden vervolgens beschuldigd of verdacht, met die Wederdoopers overeen te stemmen; het allermeest de Doopsgezinden, die hun christelijk geloof in eenvoudigheid en stille afzondering wenschten te belijden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek