Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 20 juli 2025
Zulke rijmkronieken, Wace zowel als Gaimar, de andere bewerker van Geoffrey, hadden ook oude Latijnse kronieken in Franse verzen vertaald missen de deftige retoriese stijl van de voorgangers, beschrijven de kampstrijden en feesten der Ridderwereld met trekken en kleuren daaraan ontleend in nog groter détail en iets waar Gaimar uitdrukkelik opmerkzaam op maakt vergeten niet 's konings privaatleven en zijn liefdegeschiedenissen breedvoerig uit te meten.
En gelijk een van die bewerkers, Mester Wace, verklaart, kon men nu op die manier op alle ridderkastelen die kronieken bij feestelike gelegenheden voorlezen, als eens een afwisseling voor die eeuwige heldengedichten.
Hier als ook nog elders is duidelik de kroniek van Geoffrey van Monmouth gebruikt en wel naar de Franse berijmde bewerking van Wace; het motief is bovendien algemeen genoeg in de heldenpoëzie. Het wordt een duel, volgens alle regelen van de kunst op een eiland gevochten.
Hunne namen komen in geen der werken van de oude geschiedschrijvers zooals Nennius, Gildas, William van Malmesbury voor; Layamon en Wace noemen hen evenmin, en ook in de verhalen, die in Wales over Arthur en zijne ridders geschreven zijn, zoeken wij hunne namen tevergeefs.
In de eerste jaren der volgende eeuw werden de werken van Geoffrey en van Wace voor de Engelsch-sprekende bevolking van Brittannië toegankelijk gemaakt door de vertaling van Layamon, een Engelsch priester uit Worcestershire. In zijn allitereerend gedicht: "Brut" treffen wij een aantal Welsche legenden aan, welke Wace niet kende.
Verder werd zijn werk tot grondslag genomen door den Normandischen dichter Wace, die in 1155 zijn gedicht "Brut" voltooide, waarin wij de gebeurtenissen uit de "Historia" vermeld zien, met bijvoeging van vele Bretonsche legenden en nieuwe gebeurtenissen in het leven van onzen held.
De Anglo-Normandiese koningen waren meer en meer de vorstenidealen naar het hart der ridders geworden: dapper en eergierig, vrijgevig en prachtlievend. Reeds Hendrik I had een grote naam van ridderlikheid verkregen, toen hij na een slag bij Noyon, tegen zijn leenheer, de koning van Frankrijk, grootmoedig alle gevangenen vrij liet, die als vazallen van hem en de koning van Frankrijk, hun plicht jegens hun hoge leenheer vóór hadden laten gaan. Zijn schitterend hof in de jaren 1130-40 had kleur geleend aan de schilderingen door Geoffrey van Monmouth en Wace van het Sagehof van koning Arthur. Maar nog meer werden de tijdgenoten verblind door de overdadige pracht, die Hendrik II ten toon zou spreiden om zijn koningswaardigheid op te houden, het bonte weelderige gevolg, waarmede Thomas
Met zekerheid kan gezegd worden, dat Chrétien zijn denkbeeld van eene tooverbron aan Wace heeft ontleend. Dat hij het verder met de geographie in zijn gedicht niet al te nauw neemt, blijkt uit het feit dat, hoewel het hof van koning Arthur in Engeland en de tooverbron in Bretagne is gelegen, er nergens sprake is van eene zeereis.
"hope of Britain", vinden wij in de latere geschriften over onzen held steeds weer uitgedrukt, maar Wace is de eerste geweest om ervan te gewagen. Ook spreekt Wace in zijn "Brut" het eerst over de Ronde Tafel, welke zulk eene belangrijke rol vervult in de latere Arthur-verhalen.
Ook in den strijd tegen Modred treedt hij op den voorgrond als de kampioen van zijn oom en vorst. In zijne Anglo-normandische vertaling van de "Historia Regum Brittanniae" weet Wace niets aan de geschiedenis van Walewein toe te voegen; toch blijkt uit zijn werk, dat hij zijn held reeds uit andere verhalen kent en dat de roem van Walewein reeds ver was doorgedrongen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek