United States or Algeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Weldra zuigen de larfjes zich met haren snuit aan een' twijg, een' tak of een' stam, bij uitzondering ook wel aan een blad of eene vrucht, vast.

Wat hare gewoonten betreft, houdt zij als 't ware het midden tusschen de Leeuweriken en de Gorsen. Als een Gors gedraagt zij zich bij 't zitten, zoowel op een steen als op een wiegelende twijg, als Leeuwerik en Gors te gelijk bij 't loopen en vliegen.

De Grauwe Vliegenvanger is een zeer wakker en bedrijvig vogeltje, dat den geheelen dag naar buit uitkijkt. Boven in een boom of struik, op een dorren tak of op de spits van een uitstekende twijg gezeten, laat hij zijne blikken over den geheelen omtrek gaan, wipt af en toe met den staart en wacht, totdat een vliegend Insect in zijn nabijheid komt.

Altijd blijmoedig en onverpoosd huppelt of klautert zij rond tusschen of in de twijgen der boomen, struiken, heggen en omtuiningen, hecht zich nu eens op de eene, dan weer op een andere plaats aan den stam van een boom, wiegt zich met den rug naar beneden aan de dunne spits van een slanke twijg, kruipt door een hollen stam of sluipt behendig door spleten en gaten; zij doet dit alles met de meest afwisselende houdingen en gebaren, met een beweeglijkheid en vlugheid, die aan 't potsierlijke grenzen.

Azara zag, dat men een Soeroekoea door een stokslag naar beneden liet tuimelen van de twijg, waarop zij zat, en ook van den Pompeo houdt de Prins Von Wied dit voor mogelijk. Op een middelmatig hoogen tak, die een vrij uitzicht verschaft, zitten beide Vogels uren lang onbeweeglijk met ingetrokken hals en slap naar beneden hangenden staart op Insecten te loeren.

Wanneer het van een dunne twijg wordt opgejaagd, vliegt het meestal snel weg en verbergt zich in de struiken op den bodem; wanneer het op den grond verrast wordt, vliegt het in den regel in een der naburige boomen en kijkt van daar nieuwsgierig naar den rustverstoorder uit. Het is merkwaardig vlug en behendig en kan ook uitmuntend springen.

In de winterkwartieren houdt hij trouw gemeenschap met zijne soortgenooten: gewoonlijk zit het geheele gezelschap 's middags op één boom, alle zoo dicht mogelijk bij elkander, verscheidene op dezelfde twijg; de mannetjes, die aan den top van den boom de voorkeur geven, houden zich onbeweeglijk, zoolang zij hier blijven.

Ik kan mijn vreugd niet zeggen, toen ik zag Boven een meer, op een gebogen twijg Omrankt van nachtschaduw, twee blauwe ijsvogels, Hangende naar omlaag en etend van Een heldre tros van amberkleurge bessen Met snelle lange snavels, en in 't diep Zag ik die lieflijke gestalten spieglen, Als in een hemel.