Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 juni 2025
Zijne bovendeelen zijn grijs, de achterhals en de nek fluweelachtig zwart, de keel, de gorgel en de bovenborst zwart, de voorkop, de teugel, de wangen, de zijden van den hals en de onderdeelen wit, de slagpennen zwartachtig met witachtig grijze zoomen; de witte spitsen van de dekveeren vormen om de vleugels twee lichte banden; de middelste stuurpennen zijn zwart, de overige wit.
De veeren van den voorkop en van het midden van de kruin zijn bruinachtig grijs met wegsmeltenden, roodbruinen zoom aan den top; de nek en een breede streep, die zich van het oog over de slapen en de zijden van den hals tot in den nek uitstrekt, zijn kastanjebruin, de mantel en de schouder lichter, maar met breede, zwarte, overlangsche strepen geteekend; een vlekje aan den achterrand van het oog, de wangen, de oorstreek en het voorste gedeelte van de zijden van den hals zijn wit; de teugel, de rand van het oog en de mondhoekstreek alsmede een groote schildvormige vlek, die de kin, de keel en de kropstreek bedekt, zijn zwart, de overige onderdeelen wit, aan de zijden aschgrauwachtig, de slagpennen zwartbruin, aan de buitenzijde met roestbruinen zoom, de bovenste dekveeren van den vleugel kastanjebruin, die van de grootste reeks aan den wortel zwart, aan het einde wit, waardoor op den vleugel een dwarsband ontstaat, de staartveeren eindelijk donkerbruin.
Het jeugdkleed gelijkt veel op het volkomen kleed; de onderdeelen hebben dan echter een gele tint, de borst en de keel zijn als 't ware dicht bedekt met metaalachtig groene schubben; de veeren van de bovenzijde hebben roestgele randen en de slagpennen roestgele vlekken. Veelvuldig komt hij in Zuid-Afrika voor, minder algemeen is hij in Midden-Afrika.
Bij het mannetje van de Roodmusch zijn de kruin, de keel, de krop en de staartwortel karmijnrood, de achterhals en de rug bruingrijs, met donkere, karmijnrood getinte vlekken geteekend, de buik, de schenkels en de onderdekveeren van den staart vuilwit; de donkerbruine slagpennen zijn aan de buitenzijde roestgeelachtig wit gezoomd; de schouderveeren hebben licht bruinachtige randen en zijn karmijnrood getint; de stuurpennen zijn grijsbruin met iets lichteren zoom; de bovendekveeren van den staart hebben een karmijnrooden zoom.
Het aantal slagpennen aan den voorarm wisselt af van 9 tot 14; het eerstgenoemde aantal komt het veelvuldigst voor. De staart bezit 12, bij uitzondering echter 10 stuurpennen. In overeenstemming met de buitengewone talrijkheid der Muschvogels is hun verbreiding.
De hoofdkleur is leikleurig blauw; de onderdeelen zijn roodachtig grijs, de zijden van den hals hebben een purpervioletten weerschijn, de buik en de aarsdekveeren zijn wit, de slagpennen zwartachtig met witten zoom, de middelste stuurpennen zwart, de overige lichtgrijs, aan den wortel van de binnenvlag met een bruinroode en een zwarte vlek geteekend.
Met bewonderenswaardige snelheid beweegt de Rotsklimmer zich deels stappend, deels springend langs steile, torenhoge rotswanden. Elke stap gaat gepaard met een vleugelslag en dikwijls, vooral bij groote haast of sterke inspanning, bovendien met een kort keelgeluid. Nooit dienen de toppen der slagpennen tot steun, hoewel dit dikwijls beweerd wordt en op een afstand gezien het geval schijnt te zijn.
De bovendeelen zijn olijfkleurig, de onderdeelen hooggeel; wit zijn, behalve een streep over het voorhoofd, ook de zijden van den kop, met uitzondering van een bij het oog beginnenden, zwarten band, die zich tot in den nek uitstrekt; eveneens zwart zijn de kuif, de keel en een deel van den voorarm; de zwartbruine hand- en armpennen hebben een breeden, grijzen zoom; dezelfde kleur als de slagpennen, met uitzondering van de buitenste en van de spitsen der overige, die zuiver wit zijn.
Hare kenteekenen zijn gelegen in den kleinen snavel met weinig merkbaren gehemelteknobbel, de krachtige, voor 't gaan geschikte pooten, welker achterteen een nagel draagt, die dezen, wat de lengte betreft, minstens evenaart, de scherpe vleugels, van welker slagpennen de beide eerste de langste zijn, den korten, aan 't einde uitgesneden staart en de overvloedige bevedering.
De zwartachtige bruine slagpennen vertoonen een zwakken, metaalachtigen weerschijn. De beide middelste staartveeren zijn groen, de zijdelingsche purperkleurig koperrood met blauwzwarten weerschijn op den buitenrand. De Mango is in Brazilië bijna overal inheemsch, komt echter ook in Paraguay, in Guyana en op de Antillen voor; zelfs werd hij eenige malen in Florida gevangen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek