Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 juli 2025


De Laurentische formatie is negen kilometers dik, de Cambrische zes kilometers, de Silurische acht kilometers, te zamen dus 23 kilometers, geheel gevormd door de bezinking in de zee. Alle nieuwere formaties, op de andere gelegen, en behoorende tot de volgende perioden, de primaire, secundaire, tertiaire en quaternaire periode, zijn slechts 20 kilometers dik.

Tot voor eenige jaren twijfelde men nog aan het bestaan van dieren, die in de lucht ademen, uit het silurische tijdvak. Opmerkelijk is het, dat tegelijkertijd de ware aard van eenen anderen schorpioen ontdekt werd, in 1883 in de bovenste silurische lagen van Schotland gevonden.

Sommige soorten gaan uit het ééne naar het andere tijdperk over; een groot aantal silurische soorten worden in het devonische tijdperk door nieuwe vormen vertegenwoordigd; verscheidene sterven uit, en die, welke optreden, zijn veel ingewikkelder van bouw.

De wetenschap is echter niet de slavin van eene secte of van een stelsel; zij brengt ons voortdurend nader tot het ideaal, om ons in de natuur wetten en krachten te doen bewonderen, waarvan het wezen ons verborgen is en tot het gebied van het onzichtbare en oneindige behoort. Eerste planten en eerste dieren. De oudste versteeningen. Laurentische, Cambrische en Silurische tijdperken.

Reeds hebben de cambrische lagen een vijftigtal soorten van planten en dieren opgeleverd, waaronder in de eerste plaats voorkomen ééncellige wieren, ringwormen, armpootigen, sponsen en polypen. In de silurische lagen vormen de graptolithen en trilobieten de meerderheid.

Het lagere land bestaat uit leemschiefer en zandsteen, waarin fossielen, die aan de in de silurische formaties van Europa gevondene zeer na verwant, doch niet geheel gelijk zijn; de bergen zijn gevormd van wit korrelig kwartsgesteente. De lagen dezer laatsten zijn dikwijls volkomen symmetrisch gewelfd, en bij gevolg is het voorkomen van enkele bergen hoogst eigenaardig.

In Bohemen daarentegen is zij gelegen tusschen eruptiefgesteenten. Opmerkelijk is het, dat dezelfde levende wezens, thans versteend, gelijktijdig verschenen zijn in alle silurische formaties.

In de silurische periode werden de schaaldieren nog door andere soorten vertegenwoordigd. Behalve alle soorten van trilobieten vond men de dalmaniten, den trinucleus enz.; behalve den pterygotus en den eurypterus, zou men nog den peltocaris, den ceratiocaris, de aristozoë, de beyrichia e.a. kunnen noemen.

Wij noemen ook nog de vinpootigen, de nautiliden en de nog zeer verspreide zeeleliën. De dierenwereld uit het devonische tijdperk is dus slechts het vervolg van die uit het silurische tijdperk, maar met eene duidelijke neiging tot volmaking.

Doch nu, in het devonische tijdperk, en zelfs in het silurische, is er verschil tusschen dag en nacht, hoe weinig dan ook: dit weten wij reeds daaruit, dat de trilobieten, de schaaldieren, de weekdieren en de visschen oogen bezitten. Geen oog kan bestaan zonder licht: de oorsprong van het oog zetelt in den lichtindruk. Wij mogen daaruit dus besluiten, dat de nevelvlek toen reeds zeer was verdicht.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek