Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


De dikke man en de vrouw zagen dat spelletje gemoedelijk-glimlachend aan en als van zelf begonnen zij weldra een praatje over 't hondje met den generaal en de twee dames. 'n Mooi diertje, 'n duur hondje, zei de man, Rikiki monsterend met kennersoogen. De generaal en de twee dames knikten gewichtig, bekenden dat het inderdaad een heel kostbaar hondje was.

Dat mag niet, meneer; geen vreemde honden in Engeland, herhaalde nog eens de dikkerd met ernstigen nadruk. De generaal, zijn vrouw, zijn schoonzuster, alle drie omringden den onbekende, met een uitdrukking van ontsteltenis en afschuw op 't gezicht. Wat! Zij vluchtten weg, met en om Rikiki, en Rikiki zou in het toevluchtsland geweigerd worden! Hoe wist die man dat, en wie was hij eigenlijk?

Het deed hen toch goed iets te gebruiken. Zij voelden zich weer gewone, menschelijke wezens. Op aandringen van den generaal namen ook de vrouwen een glaasje wijn en dat verwarmde en beurde op. Zij praatten even en stoeiden zelfs verteederd met den dierbaren Rikiki, die in 't gerinkel van zijn halsbelletje levendig van de een naar de ander opwipte, om beetjes te krijgen.

En de generaal herhaalde nog eens vinnig zijn bitterste verwijten, dat de twee vrouwen hem tot de vlucht gedwongen hadden, dat hij zonder haar gezanik zou gebleven zijn, en dat zij laf waren en niet alleen getracht hadden Rikiki, maar eerst en vooral zichzelven te redden.

Hij nam ineens een barsche, militaire houding aan, alsof hij nog zijn divisie aanvoerde en riep: Vooruit nu! Doch eerst moest Rikiki gevangen worden. Rikiki moest in een mandje dat de schoonzuster zou dragen en dat alvast opengeflapt op het tafeltje stond. Kom, liefje! streelde aanmoedigend de schoonzuster. Rikiki kwam.

De generaal hield zich goed, maar af en toe sidderde zijn lange, witte snor. Laten we hier maar blijven, we houden hier goed de brug in 't oog en kunnen ook nog even zitten, zei hij, een bank aanwijzend. Zij namen plaats. De dames droogden haar tranen af en voor het allerlaatste afscheid werd nog eens het mandje van Rikiki geopend. O! wat 'n emotie, wat 'n verteedering!

Men moest hem hier maar aan zijn lot overlaten, of hem den nek omdraaien, foeterde hij. En de beide vrouwen schreiden en snikten, honderd maal ellendiger over de plotselinge ontrouw van Rikiki, dan over al de andere beproevingen, die zij sinds dagen hadden uitgestaan.

Zij streelden om beurten het aardige diertje en zonder het aan elkaar te bekennen voelden zij allen dat Rikiki steeds weer hun troost zou zijn in de vele uren van verdriet en neerslachtigheid, die hun wellicht langdurige ballingschap zouden versomberen. Naast hen, op de boot, zat een familie, die hun aardigheidjes met Rikiki gadesloeg en er zich mee amuseerde.

De koffie en een likeurtje waren gebruikt, de dikkerd dampte genoeglijk aan een stevige sigaar, Rikiki was, niet zonder eenig piepprotest, voorloopig weer in zijn mandje geduwd en de generaal had zijn schuld gevraagd en afgerekend. In het lawaai en de drukte der tallooze reizigers, stonden zij van tafel op en verlieten de woelige restauratiezaal.

O, graag, meneer, antwoordde het kind blozend, met een eigenaardigen, vreemd-klinkenden tongval. De generaal nam Rikiki uit zijn mandje en zette hem op de knieën van 't verrukte kind. Hoe heet het, meneer? vroeg zij dadelijk, het hondje aaiend. Rikiki, glimlachte de generaal. Rikiki! Rikiki! herhaalde zoetjes het verrukte kind, onophoudelijk het warrelkopje streelend.