Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juni 2025


Ik ben evengoed edelman als Egmont en Hoorne, ik wil sterven door het zwaard, waarop een edelman recht heeft." Maar het noemen van de namen van Egmont en Hoorne heeft juist een verkeerde uitwerking; het vermeerdert nog de woede tegen Paciotto en men duwt hem naar buiten op het plein voor het stadhuis.

Guy herkent met verbazing in den man Paciotto, den grooten militairen ingenieur van Alva, dien hij te Antwerpen aan diens zijde heeft gezien. "Gij kent mij?" brengt Paciotto met moeite uit. "Maar al te goed!" schreeuwt de menigte, die nu de hand aan hem slaat. "Maar al te goed!" herhaalt De Rijk.

Zoo spoedig mogelijk begeeft hij zich weer aan boord van de Dover Lass en sluit zich terstond op in zijn hut, om het pakje te onderzoeken, dat hij van Paciotto heeft ontvangen; nu hangt deze ongelukkige man als voedsel voor de raven op de markt te Vlissingen.

Hij zal Vlissingen tot het uiterste verdedigen, omdat hij daarmee zijn eigen hoofd tegenover Alva verdedigt." Zoo wordt de burgemeester, tegen wil en dank, lid van den krijgsraad en wordt er over Paciotto gerecht gehouden. "Waarvan beschuldigt gij mij?" vraagt de ongelukkige man. "Dat ik een goed onderdaan ben van uw koning, Philips van Spanje? Welnu, aan die misdaad verklaar ik mij schuldig."

En zoo beklimt Paciotto, de bekwame ingenieur, onder het gelach van de spottende bende Watergeuzen, de ladder, met het kruis aan zijn lippen, en al hangt men hem op als een hond, toch sterft hij als een edelman en een goed Katholiek. Doch Guy heeft nauwelijks oogen voor den doodsstrijd van den ongelukkige.

Guy heeft spoedig begrepen, dat Paciotto niet eens de keus zal worden gelaten, hoe hij ter dood zal worden gebracht. Terwijl De Rijk en hij den Italiaan behoeden voor onmiddellijke geweldpleging, hebben een aantal Geuzen het kleine Spaansche schip, waarmee Paciotto is gekomen, bestormd, en de weerlooze bemanning om hals gebracht, onder woeste kreten van vreugde en triomf.

Daar de woning onmiddellijk achter het bastion van Paciotto ligt, hebben ze haar spoedig bereikt en Guy heeft weinig gelegenheid, om met zijn gezellin in gesprek te komen, nog te minder, omdat de storm, die steeds aanhoudt, hen tot spoed aandrijft en de dame noodzaakt, haar mantel zoo dicht mogelijk om zich heen te trekken.

Hierop wordt Paciotto, nadat zijn handen gebonden zijn, in een aangrenzend vertrek gebracht, waaruit hij onmogelijk kan ontvluchten en waarin Chester, bewogen door de smeekende oogen van den Italiaan en misschien ook door nieuwsgierigheid gedreven, hem volgt. "Sluit de deur," fluistert de Italiaan.

Hij heeft dus Paciotto opzettelijk daarheen gezonden. Ik geloof u!" "Dan," zegt Guy, "krijgt gij een derde gedeelte van Alva's geld, als gij het mij helpt buitmaken." "Van harte gaarne!" antwoordt Oliver vol vuur. "Mijn deel zal voor mijn vaderland bestemd zijn, niet voor mijzelven. Ik zal Alva beoorlogen met zijn eigen tienden penning. Maar gij hebt zeker honger."

Een krijgsraad voor den Italiaanschen edelman!" "Ik roep het krijgsrecht in, Willem van Bloys, graaf van Treslong," zegt Paciotto op hoogen toon, ofschoon de wanhoop op zijn gelaat te lezen staat. "Hetzelfde krijgsrecht, dat Alva toepaste, toen hij mijn broeder met zeventien andere edellieden liet terechtstellen op de markt te Brussel," antwoordt de Hollander.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek