Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 mei 2025


De Friesen in 't algemeen maakten van hunne mansvóórnamen, sedert zy den oud-frieschen form van den genitivus op a niet meer gebruikten, den tweeden-naamval op is of es. Van den mansvóórnaam Geert b. v. maakten zy in den tweeden-naamval Geertis of Geertes. Kwam daar nu het oude woord ma achter ter forming van een patronymikon, dan ontstond alzoo de geslachtsnaam Geertisma of Geertesma.

Het patronymikon op ma van de mansvóórnamen Halbrecht en Gerhart zoude in zuiver oud-frieschen form Halbertama en Gertama moeten zijn. In eenen tijd toen reeds hier en daar in de aloude friesche taal vreemde formen uit de friso-saksische gouspraken van Neder-Duitschland, uit de friso-frankische tongvallen van Holland werden opgenomen.

En zoo kunnen de geslachtsnamen Aafjes, Betjes, Elskens, Leentjes, enz. even goed patronymika zijn als metronymika. Niet altijd. Betje kan ook een verkleinform wezen, voor eenen man in gebruik, van den oud-germaanschen, oud-frieschen mansvóórnaam Bette.

Als tegenhangers van de laatstgenoemde namen, en daarmede slechts een klein verschil in uitspraak opleverende, terwijl zy van den zelfden oorsprong zijn, noemen wy hier nog de geslachtsnamen Harringa, Harsma, Harren en Harrens, Harkema, Harkink, Harken, Harkens, Harkes, Harksen, Hartjes en Hartjens; ook Hartsinck, Hartsing, Hartsema en het versletene Harssema, van den oud-frieschen verkleinform Har-tse = Har-ke, Harco, de kleine Harro.

Zy komen dan ook in de nederlandsch-friesche gouen slechts weinig voor. Slechts een paar er van kunnen wy hier wat nader beschouen. Seba is de oud-friesche tweede-naamvals-form van den oud-frieschen mansvóórnaam Sebe, Sebo, die heden nog, in Oost-Friesland meer als bewesten Eems, in volle gebruik is. By misspelling voert een afsonderlik geslacht dezen zelfden naam ook als Seeba.

Tjeenk is dan naar myne meening, eene samentrekking van Tjedink, en dit weêr een door klankwyziging veranderde form van Tjadink, Tjading, Thiading, Thiadinga, het friesche patronymikon van den oud-frieschen mansnaam Thiad, die door de Friesen als Tjaad, Tjade wordt uitgesproken, en, onder dien form, nog wel als mansnaam by hen in gebruik is.

Het is veelmeer een patronymikon van den oud-frieschen mansvóórnaam Wereld, eene verbastering van den oud-germaanschen naam Werhald, die in Förstemann's Altdeutsches Namenbuch voorkomt als Wideralt, Widarolt, Vidarolt, en die ook aan den hoogduitschen, maar ook in de Nederlanden voorkomenden geslachtsnaam Wiederhold oorsprong gaf.

De zachte friesche g van den oud-frieschen form dezes naams Sigurd, verfloeide tusschen twee klinkers al spoedig tot eene j: Sigurd, Si-j-urd, Sjûrd, in hollandsche spelling Sjoerd.

Andere geslachtsnamen, van dezen zelfden oud-frieschen naamstam ontleend, zijn nog Tjabben en Tjabbens beiden ook in Groningerland inheemsch; † Thiabbana, Tjebbes en Tjebbens, Tjebken en Tjebkes, Tjepkema, Tjeppema en Tjepma, misschien ook Tjibbes, enz.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek