Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 november 2025


De zaailingen, die al heel spoedig een knolletje vormen, worden op de vensterbank gezet, tegen felle zon geschermd en, zoodra zij het tweede of derde blad vormen, gerepikeerd. Gedurende den winter worden de jonge plantjes nogmaals gerepikeerd en in het voorjaar kunnen zij dan afzonderlijk in kleine potjes worden opgepot.

Hoewel deze geen moerasplant is, moet zij gedurende haar groeitijd zeer veel begoten worden. De Arum sanctum rust in den zomer; de knollen worden in den herfst opgepot en in een matig warme kamer gekweekt. De zeer fraaie bloemen verschijnen dan gewoonlijk in April of Mei.

Al naardat men de planten vroeger of later in bloei wil hebben, moeten zij tusschen de maanden Februari en April opgepot worden. In iederen pot, van 8 cM. doorsnede, worden één knol of enkele wortelstokjes geplant. De potten moeten goed gedraineerd en met losse, zandige heiaarde gevuld worden, waar men de knollen voorzichtig indrukt, zoodat zij geheel onder de aarde komen te liggen.

Palmen, grootbladerige bladplanten en Varens kunnen tegen het eind van deze maand reeds verplant worden, doch men moet dan, totdat zij weder vaststaan, zeer voorzichtig met het begieten zijn. Verscheidene bol- en knolgewassen, zooals Liliums, Canna's en Gesneriaceeën, kunnen reeds opgepot en langzaam aan den groei gebracht worden. Met het voortkweeken kan men langzamerhand beginnen.

Evenals bij al de Colchicums verschijnen ook bij deze de bladeren eerst in het voorjaar, zij moet daartoe echter opgepot worden. De droge knol ziet er natuurlijk na den bloei verschrompeld uit. Tijdig opgepot, kan hij ook het tweede jaar weder bloeien, mits hij, tot aan het begin van zijn rusttijd, koel en vochtig gehouden wordt. Crinum.

Het oppotten van de vroegste soorten begint in de tweede helft van Augustus; het begin van September is echter nog vroeg genoeg. De middelmatige soorten kunnen nog in October, op zijn allerlaatst zelfs in het begin van November opgepot worden. Is men hiermede gereed en heeft men de potten van etiquetten voorzien, die de namen der soorten dragen, dan worden zij verscheidene keeren goed aangegoten.

Na opgepot te zijn, zet men ze voor het zonnige venster van een goed gelucht vertrek, en begiet ze slechts matig, zoo lang, totdat de bloemsteng zich vertoont. De uitgebloeide planten laat men in een koude, doch vorstvrije kamer overwinteren, zij worden matig vochtig gehouden.

Het geheel wordt ten slotte met een flinken band tot een bundel stevig samengebonden. Nadat men de kiemen opgepot of ingewikkeld heeft, worden zij goed aangegoten en, totdat met het forceeren begonnen wordt, in den kelder bewaard. Heel aardig is het in bloei trekken in zoogenaamde piramiden. Het planten der kiemen in de piramide is zeer eenvoudig.

Deze wijze van voortkweeken doet men gedurende of na den bloei, men gebruikt er jonge scheuten voor, die niet meer zullen bloeien. De afleggers wortelen gewoonlijk na 5 of 6 weken; zij worden dan van de moederplant afgesneden, en afzonderlijk in kleine potjes opgepot.

De vermenigvuldiging der Clivia geschiedt door middel van uitloopers, die men, bij het verpotten, zóó afsnijdt, dat er eenige wortels aan zitten. Deze scheuten worden dan in betrekkelijk kleine potten opgepot. Ook kan men oude planten zeer goed scheuren, wanneer men zorgt, de beschadigde wortels met een scherp mesje weg te snijden.

Woord Van De Dag

saamgeklonken

Anderen Op Zoek