Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juli 2025


58 En indien ik niet vóór den tijd gestorven ware, zoude ik, daar ik den hemel zoo welwillend jegens u zag, u troost tot het werk gegeven hebben, 61 maar dat ondankbaar en kwaadwillig volk, dat in de oudheid van Fiésole nederdaalde, en nog naar berg en rotssteen aardt, 64 zal zich door uwe goede daden, u tot vijand maken.

Ik moest dien nacht op den harden vloer doorbrengen, in het onwelriekend gezelschap van twee inlanders, die naast mij gelegerd werden, terwijl de muskieten er wel voor zorgden dat de slaap niet op mijne oogleden nederdaalde. Des morgens ging ik zelf naar het station om inlichtingen, doch vernam dat de verzakking in de spoorwegbaan nog niet hersteld was.

Het was iets onzichtbaars, iets als een wolk, een trilling van eindeloze goedheid en opperste troost, die zachtjes, bij kleine vermeerderingen, tot haar nederdaalde. Wanneer, met een heftigen sprong, het denkbeeld in haar hersenen stootte om terstond order te geven, dat Marie heen zoû gaan, was die God daar voor een beletsel, onoverkomelijk.

'k Zat naast eens wijzen legersteê, Een rosse schijn van 't lamplicht gleê Langs 't boek dat straks hem peinzen deê, Toen een Droom als vlammen straalde Zijn gevedert nederdaalde. En ik wist in hem verschenen Wie ontstak eeuwen voorhenen Deernis, eedle taal, en pijn; Korten tijd droeg schaduwschijn Van zijn luister 't aardeduister.

10 En toen mijn gezicht nog lager op hen nederdaalde, bleek het mij dat elk verwonderlijk van de kin af tot aan het begin van de borstkas verdraaid was: 13 zoodat hun gezicht naar den kant der lendenen gekeerd was en het achterwaart gaan hen voegde daar het vóóruitzien hun ontnomen was.

Haar oogen, wijd open, staarden naar boven, naar den groenen hemel van het ledikant, zwartgroen in de zwakke schemering van het nachtlicht, en die in stijve plooyen zich in een middenpunt, een rozet, samentrok, waaruit een beddekwast nederdaalde, roerloos als de slinger van een stilstaande klok.

Een half uur verstreek, een uur, maar niemand kwam; telkens wanneer de klok sloeg, richtte Fantine zich op en zag naar de deur; dan zeeg zij weder neer. Men zag duidelijk haar gedachte, maar zij sprak geen naam uit, zij klaagde niet, zij beschuldigde niet. Maar zij hoestte akelig. 't Was alsof iets duisters op haar nederdaalde. Zij was doodsbleek en haar lippen waren blauw.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek