United States or Slovakia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat echter de ironie wondt, maar niet kan dooden wat leeft, dat zij geen macht is, maar een onmacht, is niet aan Mefistofeles, maar wel aan Faust bekend. Op juiste wijze karakteriseert Faust het vergeefsche werk van zijn tegenstander: "Zoo heft gij tegen de eeuwig werkzame heilzaam-scheppende macht de koude duivelsvuist op, die gij boosaardig balt, doch vergeefs".

De zinnenbegeerte van Faust is geheel anders dan Mefistofeles bedoelt. Zij stamt uit den oneindigen drang naar zielsverzadiging en kenmerkt zich door voorbijstreving van haar doel. Zij wil niet genieten, maar zich verliezen. Tevoren was Faust's leven ontbering; nu wil hij niet-ontberen en zijn geweldig streven tot het uiterste der gevoels-spanning voortzetten en in zielsverrukking sterven.

De zee is het verstorend element; zij is de Mefistofeles in de aardsche schepping; van den oer-chaos overgebleven. Nu zal Faust de zee terugdrijven. Zinrijke daad! Ziehier het heilswerk, in eigen geestelijke vrijheid uitgedacht en volvoerd, geheel anders dan de "goede werken" voorgeschreven door een gekodificeerde moraal. Deze daad beteekent Faust's overwinning over Mefistofeles.

Alle voorwaarden der gewone levensvreugd moeten het ontgelden, omdat Mefistofeles zich in hen heeft vermomd als vijand onzer oneindigheid. De oneindigheidsdrang zegeviert; verscheurt de begoocheling, bevrijdt de ziel en verzaakt de wereld, met alle historisch gegroeide en betrekkelijke werkelijkheid in botsing. Het absolute bevestigt zich door het nietige en betrekkelijke te verstoren.

Het is Mefistofeles, die deze aanwijzing geeft, en zij is gegeven uit zijn zienswijs: de levensdiepte geldt voor hem niet; maar met kloeke verzekerdheid antwoordt Faust: "in uw Niets hoop ik het Al te vinden." Wanneer het aan Faust gelukt om uit de diepe bezinning op het leven de idee der schoonheid op te roepen, staat hij aan den aanvang zijner geestelijke scholing.

Mefistofeles is een verleider, die ons poogt af te leiden van onze hooge menscheroeping; maar zijn oogmerk ligt verder dan een verleiding zonder meer; de verleiding is niet meer dan middel en het doel, waarheen hij streeft is verstoring. Hij wil verderven, te niet doen. Hij wil den waren levensdrang vernietigen. "Ik ben de geest die steeds ontkent" roept hij tot Faust.

In het voorgevoel van zulk verheven geluk, geniet ik thans het hoogste oogenblik." Deze woorden zijn de laatste en Faust zinkt stervend op den grond. Dat hij de weddenschap met Mefistofeles slechts naar den klank des woords verloren heeft, is duidelijk. Hij zelf, aan Mefisto ontgroeid, is van hem vrijgekomen. Hij heeft zijn oneindig wezen tegen den ondergang bewaard.... maar niet verwerkelijkt.

Daarna in de studeercel van Faust meegekomen en door magische spreuken gedwongen, onthult hij zich als Mefistofeles in de gedaante van een reizend scholier, zooals de Middeleeuwen ze bij menigte telde en aan wier reputatie vaak een geheimzinnig verdachte bijsmaak was. Welke nu is de beteekenis van Mefistofeles in het Faustgedicht? Want deze figuur heeft een zeer bepaalde beteekenis voor Faust.

Indien Mefistofeles den Faust geschreven had, ware er geen ironischer vervolg van het eerste boek geweest dan den held te laten optreden als gevierd middelpunt van een dorpskring, bemind op sociëteit en letterkundigen krans. De overmacht van de negatie had zich dan bewezen in de uitsterving van dien oneindigen drang, die Faust's wezen uitmaakt.

Welaan! zoo spreekt de goddelijke wijsheid over dezen mensch: hij zij overgegeven aan Mefistofeles om van zijn oorsprong te worden afgerukt; hij worde omlaag gevoerd op Mefistofeles' weg: eindelijk zal de verleider beschaamd staan wanneer hij moet erkennen: een goede mensch blijft in het duistere gedrang zich van den rechten weg welbewust.