United States or Gabon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Op een fraaien lentemorgen zou men in Griekenland alle struiken aan het zeestrand, waar den vorigen dag geen enkele van deze Vogels te vinden was, letterlijk bedekt kunnen zien met Kapgorsen, die hier gedurende den nacht zijn aangekomen. De Kapgorsen trekken echter niet naar het zuidwesten, maar naar het zuidoosten.

Lang behoefde hij niet te aarzelen, Lanceloet, den dappersten zijner ridders, zijn strijdmakker en boezemvriend zou hij verzoeken, die hooge taak op zich te nemen; geen, dat wist hij, zou er zich op waardiger wijze van weten te kwijten. Aldus geschiedde het. Op een fraaien lentemorgen reed Lanceloet aan het hoofd van een talrijk gevolg de hoofdstad uit in de richting van Cameliard.

Op een vroegen lentemorgen van het jaar 1831, het was eenen Dinsdag, trad Kobus Noppe van de straat in zijne woning, stapte langzaam tot het diepe der kamer, trok eenen stoel nevens de kas van het uurwerk en liet zich als mismoedig er op nedervallen. Eene uitdrukking van slechte luim benevelde zijn gelaat, hij liet het hoofd op de borst zakken en zonk weg in gepeinzen.

Nu ik aan 't eind van den breeden vijver, als zoo dikwijls reeds op dit vriendelijk plekje de zoete stemmen van een eersten lentemorgen beluister, nu bespeur ik, noch langs die vijverzoomen, noch op de paden tusschen 't hout, eenig spoor van menschelijk leven. Doch zie, een woudduif schrikt op. 't Geklinklang van een bungelend wapen doet zich hooren.

Op een schoonen lentemorgen verliet zij, tweeëntwintig jaar oud, Parijs, haar kind op haar rug medevoerende. Wie beiden gezien had, zou medelijden met haar gehad hebben. Deze vrouw had ter wereld niets dan dit kind, en dit kind had ter wereld niets dan deze vrouw. Fantine had haar dochtertje gezoogd; tengevolge daarvan was haar borst verzwakt en zij hoestte een weinig.

Toen gebeurde het, dat op een fraaien lentemorgen eene jonkvrouw de poorten van het vorstelijk paleis binnenreed en den toegesnelden dienaren beval, haar terstond naar koning Arthur te geleiden, daar zij den vorst over eene dringende aangelegenheid wenschte te spreken.

Zoo leeft en tiert dan ook by ons het bosch. Maar als in de Hollandsche, door ons afgemaalde streken, op een schoonen lentemorgen de leeuwrik klapwiekend en zingend stijgt van uit de weide, waar het jonge lam by de moeder dartelt, en het runddier wellustig de klaver afscheert; als de liefelijke waassem van het jeugdig groen en van duizend lentebloemen ons verkwikkend tegenwaait; als in vaart of vliet, tusschen waterlisch en geurige calmus, de visschen spartelen; als uit elzen- en iepenloover het gekir van woud en tortelduiven, het gefluit der meerels, en de zang der nachtegalen zich onderling afwisselen dan gebeurt het niet zelden, dat, by zooveel genot, ons gevoel als overstelpt wordt, en ons hart te eng schijnt om tevens al dien wellust te bevatten."