Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 31 mei 2025
Een droom als maneschijn in zilvren wade En breedgewiekt, heeft mij, toen ik verwezen, In dons gedompeld, in de rust mij baadde, Met elpen staf een kindekijn gewezen: Het lachte, en bij dien lach, wiens wedergade Slechts in de zuivre zonne wordt geprezen, Wolkte als een nevel weg al ’t zwarte en kwade, Dat in mij mort... ’t Is me in een zucht ontrezen.
Dit is mijn staf dat alle dingen zijn gedachten van een dierbaar, minnend Weezen gansch wáár, maar anders dan hun schijn. Weet ik dat goed weg zijn mijn vreezen. Dan glijdt de vracht van dat onrustige van mij af. Dan voelt de blinde weer zijn staf Dat is de kus die moeder gaf aan 't kindekijn. Maar vergeet ik het éven, dan heeft mijn staf mij begeeven. Wáár, wáár is hij gevallen?
Mijn weezen heeft een tragen gang 't wil tijd, zich te bezinnen, 't vreest pijn te doen en mijmert lang, maar vaart dan plotsling uit, nooit bang iets hachlijks te beginnen. Waarheid is mij, wat 't kindekijn de borsten zijn die 't voeden, doch weetend dat zij schoon moet zijn, vergrijp ik mij aan schoonen schijn vaak tot mijn handen bloeden.
"Reynold! Reynold! zone mijn, Din vrouw gewan een kindekijn," "So leget mi in die coetse blank, Opdat ic ruste. Ic ben crank." "Reynout! gij zult niet sterven. Gij moogt niet sterven." Men droeg hem naar het bed. Men strekte zijn leden uit. "Reynout! uw vrouw wacht op u. Zij wil u haar kind toonen." "Laat mij sterven, moeder ...." "Reynout! groot is uw roem. O! mijn arm moederhart.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek