United States or Rwanda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nogmaals is het de trots die Jeannettes boezem doet jagen. Zij kan de ontzettende waarheid niet gelooven. Met haaste nadert zij weder den man, grijpt zijn magere hand, en zegt op gejaagden toon: "Ja, ja, ik ben het kind, waarvoor men je dat paard in ruil gaf; maar om Gods wil, verzwijg het niet: wie waren mijne ouders?.... Toe! zeg het; ik zal je oppassen, gezond en rijk maken.

Onbegrijpelijk verlichtend werkten Jeannettes woorden op de gemoederen der ouders; hun hemel was geheel opgeklaard. Papa gaf het meisje een hartelijken zoen; mama deed hetzelfde, en de dochter gevoelde zich door de luide verklaring des vaders: dat hij te goed zijn Jeannette kende om niet te weten, dat ze zich voor zoo'n partij wat te hoog moest gevoelen, volkomen in hare eer hersteld.

Reeds hadden schrale nachtvorsten de heerlijk bloeiende dahlia's verslapt en ontkleurd, en over 't beukenloover een bruine tint verspreid, en nog altijd bleef Jeannettes rede in enge banden gekluisterd, en nog altijd weenden hare opvoeders.

Ontwaakt uit een korte sluimering die haar geest had vermoeid, met een afzichtelijk dood paard 't welk gedurig, om haar te vangen, de stijve voorpooten uitstrekte, had een ongewoon gerucht in de aangrenzende kamer harer ouders, Jeannettes opmerkzaamheid getrokken.

"Dat is te zeggen, ja wel, als ze mevrouw niet ontrieft," sprak de gevraagde: "Wij menschen koken die dingen zoo niet; als mevrouw dan zoo goed wou wezen die pieren er uit te doen." Volgens Jeannettes opinie was het in deze streken naar die ééne vrouw te oordeelen een onbeschoft menschenras; en mevrouw verklaarde: dat ze al zelden zoo weinig dankbaarheid had ondervonden!