United States or Anguilla ? Vote for the TOP Country of the Week !


De jagers moeten een verlofsbewijs hebben. De regeering stelt er twee te hunner beschikking; het kleine vergunt, leeuwen te dooden, krokodillen, wilde geiten, gazellen, kleine antilopen, eenden, pelikanen, zwanen, reigers, ibissen en nog allerlei ander gevederd wild. Alleen het groote verlof bewijs vergunt, op olifanten te schieten, op nijlpaarden, buffels, elanden, groote antilopen enz.

Den geheelen dag zijn we gisteren reusachtige weiden voorbijgevaren, eindeloos lang achtereen, waar duizenden ossen, koeien, kalveren, ezels, schapen en paarden vreedzaam graasden. Op de rivier amuseerden zich troepen wilde eenden, en we vonden aan beide oevers van den breeden, majestueusen stroom duizenden en duizenden ganzen, pelikanen en ibissen.

In de fossiele formaties van het departement l'Allier heeft Milne-Edwards meer dan 70 verschillende soorten van vogels gevonden, tot zeer verschillende groepen behoorend, zooals pelikanen, kraanvogels, marabu's, lepelaars, ibissen, zwaluwen, papegaaien, enz.; die vogels wijzen op een warmer klimaat dan het onze: het midden van Frankrijk moest dus hetzelfde klimaat hebben als thans centraal-Afrika.

Het verhaal gaat, dat bij het aanbreken van de lente de gevleugelde slangen uit Arabië naar Egypte komen aanvliegen, doch in den nauwen bergpas op de zoogenaamde ibissen stuiten; dezen versperren hen den toegang en vernietigen hen. De Arabieren beweren, en de Egyptenaren geven dit toe, dat de Egyptenaren de ibis in zoo'n hooge eer hielden vanwege dezen dienst.

Hij las van de zwaluwen, die in en uit vliegen in het kleine café te Smyrna, waar de Hadjis hunne amberen kralen tellen en getulbande kooplieden hunne lange pijpen rooken en ernstig praten; hij las van de Obelisk op de Place de la Concorde, die tranen van graniet weent, in eenzame, zonlooze verbanning, en terug verlangt naar den warmen lotos-bloeienden Nijl, met zijn sfinxen en roze-roode ibissen, en witte roofvogels met gouden klauwen, zijne krokodillen met kleine oogjes van beril, die kruipen over de groene dampende modder; hij begon te peinzen over die verzen, welke, muziek ontlokkend aan het kus-bezoedeld marmer, ons verhalen van het beeld, dat Gautier vergelijkt bij een altstem, het "monstre charmant", dat neêrligt in de porfieren zaal van het Louvre.

Tusschen de hooge biezen van den rivieroever en onder het ineengestrengeld loof der reusachtige bamboestruiken leefden rose-roode of scharlakenroode flamingo's; geheel witte ibissen, die men zou meenen, dat van het een of ander Egyptisch monument weggevlogen waren; pelikanen van buitengewone grootte, duizenden en nog eens duizenden zeezwaluwen van allerhande soort; krabbenvangers, versierd met groene kuif en kleed; vuurroode pluvieren met bruin donzigen hals en met witte stippen gevlekt; Amerikaansche goudvogels; gevlekte ijsvogels met vergulden weerschijn; eene geheele wereld van duikereendjes, waterhoenders, »widgeons," eene soort van fluiteenden, van talinkjes, grauwe pluvieren, zonder nog te rekenen de ontelbare stormvogels, stormduikers, schaarbekken, marlpriemen, zeeraven, meeuwen en stroostaarten, die gewoonlijk door een windvlaag tot binnen de monding der Sint John gejaagd werden, waarbij dan zelfs vliegende visschen waargenomen werden, die door de lekkerbekken op hoogen prijs gesteld worden.

Het zijn altijd dezelfde regelmatige krommingen; dezelfde reigers en ooievaars; dezelfde zwarte ibissen, met deftige afgemeten stappen langs den zandigen oevers op en neer wandelende. Vlak langs den waterkant zitten zwermen van groote meeuwen op eene rij naast elkander, in de nabijheid van krokodillen, die in de zon liggen te slapen.

Maar het luchtschip stevende voort, en gedurende ettelijke kilometers begeleidden haar geheele troepen ooievaars, francolynen en ibissen, allen steltvogels, die met het vaartuig in spoed poogden te wedijveren. Maar de snelheid van de Albatros was zoo groot, dat zij de luchtbewoners spoedig op aanmerkelijken afstand achtergelaten had.

Daar wordt alles schoon gehouden door de ibissen, die er van den reinigingsdienst zijn. Ja, de ibissen, zei Cecilius. Die eten toch geen koeiendrek! wierp Lavinius tegen. Kom toch, vlugger vooruit, dondersche slenteraars....