Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 oktober 2025
Fonske werd nu zeventien. Hij was lang uitgegroeid en mager opgeschoten, en een fijn, bruin snorretje beschaduwde zijn bovenlip, maar verder droeg zijn smal gezichtje nog altijd iets van die schuchtere, weemoedig-getrokken uitdrukking der kinderjaren, alsof vroeg verdriet en stille armoede er een onuitwischbaren stempel op hadden gegrift.
Fonske had niemand, maar wel was er iemand, naar de andere kereltjes althans beweerden, die heel graag Fonske had gewild, en dat was niemand minder dan Lisatje Van Belleghem, het veertienjarig dochtertje van Fonske's eigen baas.
Joajik, menier Gaëtan, antwoordde Fonske toonloos.
Al het overige was niets, bestond niet. Fonske, als schilder met talent, en dat zou hij worden stond hooger, duizend maal hooger dan de graaf, en de baron, en de jonker, en de jonkvrouw. Maar Fonske was arm en dat maakte hem ondergeschikt. Hij moest dus, als het kon, zien rijk te worden.
Het was reeds volop zomer en al heel dikwijls had Fonske het jong meisje met haar gouvernante, of in gezelschap van meneer Gaëtan en den baron, van het eene kasteel naar 't ander door de weiden heen zien loopen, zonder dat zij ooit bij hem aankwam. Telkens vroeg hij 's avonds, bij zijn thuiskomst, gejaagd aan zijn moeder: "Hè jonkvreiw Elvire hier nog nie geweest?"
Van Belleghem en Fonske moesten zich nu maar razend haasten, zien dat ze klaar kwamen; maar ondanks al hun ijver kregen zij toch niet heelemaal gedaan en Fonske stond nog boven op den ladder, toen de groote auto van den graaf, volgeladen met valiezen, het erf opreed.
Den volgenden zondag toog Fonske voor het eerst ter stad naar de teekenschool. Alles was vooruit geregeld door tusschenkomst van den graaf, den baron en meneer Wattenberg; doch daar Fonske hoegenaamd den weg niet kende in de stad, was de baron-burgemeester op het eigenaardig idee gekomen hem daarheen door den dorpsveldwachter te doen begeleiden.
Ne meinsch mag hem toch wel kammen lijk of hij wilt, pruttelde Fonske misnoegd. De moeder ging daar maar liever niet verder op door. Ondertusschen had zich althans één vast voornemen, ontstaan uit zijn ontwaakte waardigheidsgevoel als mensch, in hem als 't ware vastgeschroefd. Hij wilde niet langer geldelijk door de jonkvrouw of haar ouders ondersteund worden.
Fonske had vooruit zijn moeder gewaarschuwd. Zij zou zich op haar uiterst-best-mogelijk aankleeden en het armoedig huisje zou er zoo weinig armoedig en zoo netjes uitzien als het maar kon. 't Was geen geringe emotie voor Fonske, toen hij zoo tusschen zijn twee voorname vrienden den weg naar 't dorp opwandelde.
Fonske, steeds roerloos naast zijn schilderijen onder 't trosje populieren, hoorde de aan wal getrokken ketting rinkelen, zag de deftige partij uitstappen. Maar een der koewachtertjes, die zich even naar den overkant der weilanden had omgekeerd, kromp plotseling als van benauwing in elkaar en schreeuwde in ondertoon naar Fonske toe: Fons, den b'ron komt ginter euk, mee menier Gaëtan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek