United States or Germany ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar Charis wist niets te antwoorden en ik evenmin. Dionyzius zeide toen, dat hij geheel Thessalië zoû laten doorzoeken, tot hij Menedemus gevonden had. Intusschen begreep ik niet, dat wat ik gezien had met eigen oogen, wat ik ontvlucht was met eigen dravende beenen een begoocheling zoû geweest zijn, dat het landhuis tusschen de lotusvijvers nog altijd bestond en slechts onbewoond en gesloten zoû zijn! Maar hoewel ik steeds dacht aan het raadsel, ging de dag toch voorbij als de vorige. Tot tegen den avond Dionyzius ons noodiging zond het feest bij te wonen, waartoe hij en zijne makkers hadden besloten. De doofstomme, zwarte vrouwen dosten Charis in rijkeren dos en de eunuchen geleidden ons samen door vele kronkelgangen, het inwendige van den berg door, tot wij in een zaal kwamen, zoo schitterend, dat ik verblindde. Werkelijk, ik had veel reeds in mijn jonge leven aanschouwd: het tooververblijf van Meroë, het landhuis van Menedemus, maar wat ik nu zag, was zoo fabelachtig, dat ik verblind om mij heen zag. In het rotssteen, dat als gebeeldhouwd was met Corinthische pilasters en architraven, waren groote vakken van glanzend goud als reusachtige spiegels in gevat en overal stonden tegen dien wand gouden lampen, zich vertakkende en vertwijgende en iedere twijg beurende een brandende pit, zoo dat het van vlammen wemelde en alle die vlammen weêrspiegelden zich duizenden malen in de glanzende, gouden spiegelwanden. Toen wij binnen kwamen, weêrklonk muziek van fluiten en kleine harpen en in het midden der zaal dansten Georgische danseressen.... De danseressen en de muzikanten waren allen slavinnen en slaven der roovers, begreep ik later en ik verwonderde mij wel zeer over die vreemde roovers, die in het binnenste van een wonderlijk piekgebergte leefden als prinsen, tusschen groote schatten en vorstelijke weelde en geen oogenblik schenen bevreesd te zijn, dat hun wonderkasteel ontdekt zoû worden. Zij lagen, in rijke kleedij, hunne gesteente-schitterende dolken in hun breede, zijden gordels, op bedden van tapijtwerk en aten en dronken uit het kostbaarste vaatwerk, dat ik ooit had gezien, terwijl de flakkerende vlammen der honderden lampepitten overal aan hunne juweelen op tulband en aan wapenen, aan schotels en kannen en bekers blauwe, gele en groene vonken ontlokten, die zich weder terug kaatsten in de glanzende spiegels, zoodat het tooverachtige schouwspel mij onvergelijkelijk scheen met w