Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juni 2025


En overal, tot aan het blauwende boomenverschiet, was de wei levendig van puik blank vee, als besterd met koebeesten, die lagen in kalme herkauwing of rustig graasden, scherend met de tong het vette gras, tusschen de buien door. Maar de dobbers van den hengelaar schommelden heftiger, bobbelend over de rimpelkoppen en tusschen de donkere golvengleuven.

Ze gingen achter den rug van den hengelaar voorbij, die toen wel genoodzaakt was te bukken voor het door de lucht snijdende jaagtouw. En een schuit van zwaren bouw, een logge zwarte kotter, schoof voorbij aan zijn dobbers, en deed ze schommelen nog meer, op de lange waterplooien voor den boeg.

Maar met een verschen wurm aan den haak stond de hengelaar alweêr, éen hengel in den arm en de andere tusschen zijn beenen doorstekend, als gegroeid uit zijn vlondertje, onveranderlijk in zijn vischachtige zwartheid, te loeren in het wilde Amstelwater naar zijn roode dobbers.

Zoo gaan de Faröers in zee op kleine zeilbooten van sierlijken vorm, maar zeer ouderwetsch; ze bedienen zich van vischgereedschap, als hun voorvaderen ook bezigden, dobbers, lijnen, netten, terwijl de trawlers van Grimsby, Hull en Aberdeen allerlei geperfectionneerd vischtuig gebruiken.

En met hartstocht-gebaar smeet hij het ding in de stinkende, groen-wazige gracht, waar het zonk tusschen de spattende bellen-van-rotting, naast het zwart-holle kreng van den hond en de drollen die bewogen als dobbers. Kort kringde het water, meewieglend het vuil, de hoepels, het kreng. En weder teruggaand door de poort, zag hij dat het dieper avond was geworden.

Ik zal klaar zijn, beloofde Snepvangers vermits hij zeer belust was op de nieuwe uitspanning. In den namiddag voorzag hij zich van zijn gereedschap. Hij kocht een rieten inschuifhengelroede, snoeren, haken, loodjes, kurken dobbers, een wormbakje en een vischmand. Op den koop toe kocht hij een handboekje: De Hengelaar.

Maar hij stond al-maar-door, stuursch in zijn natte vischachtig-glimmende zwartheid, kalm turend in het grauwe, opgeruide water, waarin de regen soms spikkelspatte; de stroom ging als gestuwd, ook wanneer de wind niet flakkerde, onder hem voorbij, met donkeropschuivend watergevlak; de Amstel beroerd door buien hobbelde voort, de deining klotste en sloeg witte schuimstrepen voor de palen van zijn vlondertje uit, zijn dansende dobbers vroegen al zijn aandacht.

Zacht ruischte de regen uit; achter den hengelaar, over het land van den Schinkel, beefde alweêr het zilverige grijs van den bleeken regenhemel, terwijl voor zijn niets dan de dobbers ziende oogen, de bui wegdreef gelijk een kwade droom. En de koebeesten in het natte land vingen weêr aan te grazen, rustig, rein in den damp dien de regen naliet.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek