United States or Saint Pierre and Miquelon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zieker, met opstijgende weeën, gloeiing in hoofd, nek en borst, stutte hij de kin op de handen, keek naar het water aan z'n voeten, dat log was van rotsels met moeilijk-opdobbrende bellen. Er lagen roerlooze klitten aardappelschillen, hoepels en loof, er tusschen drollen en stronken, en 't glimmig-hol kreng van een hond.

Deze huisgoden noemde men de Drollen, en onze Kerels gelooven nu, dat deze Drollen kwade geesten geworden zijn. Daarvan, Witta, dat wij nog, in al onze schoorsteenen, zulk kapelleken hebben, alhoewel wij er nu een beeldje der heilige maagd Maria inzetten ... maar ik ga voort met u te vertellen van het feest.

Eene vrouw, die ik naar de reden dezer vreemde gewoonte vroeg zeide mij dat men dus van den drank een weinig ter aarde werpt voor de ziel van den afgestorvene, welke onzichtbaar het doodenfeest bijwoont. Eene andere, integendeel, beweerde dat men het doet als een offer om de Drollen te bevredigen." "De Drollen, wat is dit?" mompelde Witta verrast.

De sterren staan en bliksemen, als oogen, ongeteld, van boven, uit de koppen van die reuzen vol geweld. Ze groeien immer grooter, en de witheid van de snee verzwaart de zwarte stammen. Zich ! van een' zoo wordt er twee! 'k Versta nu hoe van drollen , gij, en droezen hebt gedroomd, wanneer ge, Noordsche heidenen, verkeerdet in 't geboomt.

J.F. WILLEMS, in zijne uitgaaf van Reinaert de Vos, haalt de volgende verzen aan uit eene genouchelijke clute van nu noch: Ic wil u belesen ende besweren By cocketoysen, by neckers, by maren Ende by den drollen.... In het midden der stad Brugge stond eene sterke vesting, weleer als wijkplaats tegen de invallen der wreede Noormannen gebouwd. Men noemde ze den Burg.

De lucifer was uitgebrand. Vinnig kraste er weer een en zich omkeerend zag-ie den emmer zonder hengsel, bijna gevuld tot den rand met geel vocht waarin bruine drollen opdreven. De lucifer, rood-wirrelend, viel er in neer, siste en 't bleef donker. Bloote voetjes betipten den grond.

En met hartstocht-gebaar smeet hij het ding in de stinkende, groen-wazige gracht, waar het zonk tusschen de spattende bellen-van-rotting, naast het zwart-holle kreng van den hond en de drollen die bewogen als dobbers. Kort kringde het water, meewieglend het vuil, de hoepels, het kreng. En weder teruggaand door de poort, zag hij dat het dieper avond was geworden.