Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
Van het broeden is, naar het schijnt, niets gekomen. De veeren van den bovenkop en van de gorgelstreek, de geheele bovenzijde, de vleugels en de staart zijn bruin met bruingele vlekken, de onderdeelen grijsachtig wit met vele fijne, zigzagvormige dwarslijnen.
Voor den mensch koestert hij weinig vrees en kan daarom gemakkelijk op zijn zitplaats geschoten of in vallen met een lokaas gevangen worden. Zijn vederenkleed is aan de bovenzijde grijsbruin, met langwerpig ronde, witte stippels geteekend, aan den onderbuik geelachtig wit zonder vlekken.
De heer E. Douglas Archibald komt tot het resultaat, dat de bovenzijde der reflecteerende luchtlaag zich in Augustus 1883 niet minder dan 36 K.M. boven de aarde bevond, terwijl de onderkant nog 31 K.M. hoog was. Men herhaalde deze berekeningen over de volgende maanden. De reflecteerende luchtlaag daalde langzamerhand. In Januari 1884 strekte zij zich uit van 19 tot 17 K.M. boven de aarde.
Vier evenwijdige, zwarte strepen, die aan het voorhoofd beginnen, loopen tusschen de ooren door over de kruin; de beide middelste zetten zich naar achteren voort, totdat zij in de schouderstreek elkander boogvormig naderen; daartusschen begint de zwarte streep, die zich over het midden van den rug en de bovenzijde van den staart uitstrekt.
De bovenkop is in den zomer zwart, des winters zwart en wit gevlekt, de mantel licht blauwachtig grijs, de zijden van den hals, de onderdeelen en de bovenrug zijn schitterend wit; de toppen van de slagpennen zijn donkerder, de staartpennen lichter van kleur dan de overige veeren van de bovenzijde. Het oog is bruin, de snavel koraalrood, de voet zwart.
De vlieghuid is breeder, van onderen langs den arm niet behaard; de vacht is aan de bovenzijde roetbruin, van onderen lichter. Hij vliegt laag en niet snel over wegen, in de tuinen en boven de met boomen beplante straten en grachten der steden. Hij verschuilt zich over dag en gedurende den winter in holle boomen, ook op zolders en in oude torens. Men vindt hem in geheel Middel-Europa.
De dichte en voor 't gevoel zijdeachtige vacht is in den zomer aan de bovenzijde vaalbruin; de bovenzijde van de "vlieghuid" en de buitenzijde van de pooten zijn donkerder grijsbruin, de onderdeelen zijn wit. In den winter wordt de vacht langer, dichter en lichter van kleur; de bovendeelen en de staart zijn dan zilvergrijs.
De veeren van de bovenzijde zijn donker bronskleurig groen, die van de kin en van de keel tot aan de zijden van den hals robijnrood, met zwakken, groenen weerschijn wanneer het licht op een bepaalde wijze invalt; de onderdeelen zijn vuilwit, de zijden van den romp metaalachtig groen, de slagpennen en de buitenste staartveeren donkerbruin met zwakken, metaalachtigen weerschijn.
Eigenaardig is de vorm van zijn tong; deze is tamelijk lang, vleezig, rolvormig, aan de bovenzijde uitgehold en van voren afgeplat, donkerrood, aan de spits hoornachtig en hier als 't ware met een zwart pantser bedekt; zij kan tamelijk ver buiten den snavel uitgestoken en als een lepel gebruikt worden; het met den snavel fijngemaakte voedsel wordt er er mede opgenomen en naar den slokdarm vervoerd.
Van deze groep zijn vier Europeesche soorten bekend, van welke er twee ook in ons land, en wel in het zuiden van Limburg, gevonden worden. De vacht is grijsachtig wit, aan de bovenzijde een weinig donkerder dan van onderen. In Middel-Europa komt hij bijna overal voor; ook in Zuid-Europa is hij algemeen. Aan heuvelachtige gewesten en bergstreken geeft hij de voorkeur boven lage landen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek