United States or Libya ? Vote for the TOP Country of the Week !


Jong uit het nest genomen Vogels moet men aanvankelijk het voedsel in den mond stoppen, eerst later beginnen zij zelf te eten. Ook in dit geval verschaffen zij hun verzorger niet veel voldoening. Alle bovendeelen, de zijden van den kop en de onderdekveeren van den staart hebben een donkere, roetbruine kleur.

In de noordelijke landen van de Oude Wereld leeft de Sperweruil (Nyctea ulula), dien men, omdat hij er als een Valk uitziet, ook wel "Valkuil" of "Uilvalk" noemt. Hij heeft tot kenmerken een breeden, lagen kop met plat voorhoofd en smal aangezicht zonder echten sluier of kransen van veeren om het oog, tamelijk lange, betrekkelijk spitse vleugels en een langen, wigvormigen staart. Zijn snavel is kort, krachtig, meer hoog dan breed, van den wortel af gekromd; de haakvormig naar beneden omgebogen spits van den bovensnavel steekt bijna 9 mM. voorbij de spits van den ondersnavel uit. De loop en de teenen zijn geheel bevederd; deze zijn kort en met scherpe klauwen gewapend. De oogen zijn groot, de ooren met een goed ontwikkeld deksel voorzien, dat aan het oordeksel van den Kerkuil herinnert. Het vederenkleed is goed gevuld, zacht en glanzig; het ligt echter meer tegen het lichaam aan dan bij de meeste Nachtuilen. In het volkomen kleed is het aangezicht witachtig grijs; twee strepen, één vóór en één achter het oor, die halvemaanvormig aan weerszijden van den kop naar beneden loopen, zijn zwart; de kruin is bruinzwart, elke veer met een ronde, witte vlek geteekend, die aan de lichte kleur de overhand verschaft; de nek benevens een vlek achter het oor zijn zuiver wit, de bovendeelen bruin met witte vlekken; de keel is wit, de bovenborst met een zacht uitvloeienden dwarsband versierd, de onderzijde wit, op de onderborst, den buik en de zijden met smalle, zwartbruine dwarsstrepen of golflijnen; de slagpennen en staartveeren zijn muiskleurig met witachtige dwarsstrepen. De iris is donker zwavel-, de snavel vuil wasgeel, aan de spits hoorn-glanzig zwart. Totale lengte 39

Het wijfje mist de zwarte kap; haar bovenkop is even als de overige bovendeelen grijsachtig roestrood, de onderdeelen zijn met uitzondering van de witte keel roestgeelachtig wit. Uit hare winterkwartieren terugkeerend, komt de Kapgors tegen het einde van April in Griekenland, een weinig later in Istrië aan.

De bovendeelen van het oude mannetje zijn op gelen grond zwart gevlekt; de zijden van den kop en de onderdeelen zijn aschkleurig blauwgrijs, in de flanken met zwarte en witte banden, de buik en de stuit roestkleurig grijsgeel, de slagpennen dof bruinzwart, de stuurpennen zwart met olijfbruinen zoom.

Haar vederenkleed is bont en gekenmerkt door den eigenaardigen metaalglans der dekveeren. De kop, het aangezicht en de onderdeelen zijn grijs, de veeren van den achterkop zwart, die van de bovendeelen licht olijfbruin. Totale lengte 35, vleugellengte 15, staartlengte 15 cM.

Op het zeestrand vormen zij talrijke troepen, die gemeenschappelijk leven en werken. Het zomerkleed is aan de onderzijde wit, aan de bovenzijde zwart, iedere veer met roestroode kanten. De onderdeelen zijn ook in het winterkleed wit, de bovendeelen echter aschgrauw. De broedplaatsen van deze Vogels liggen binnen den poolcirkel. Hun winterreis strekt zich tot Zuid-Afrika en de Molukken uit.

Hij is grooter dan de vorige soort, 18 cM. lang met den 8 cM. langen staart; de kop en de geheele onderzijde, behalve de witte onderdekveeren van den staart zijn levendig citroengeel, de nek en het voorste deel van den rug zwart, welke kleur ongevoelig in het leigrauw van de meer achterwaarts gelegen bovendeelen overgaat; de bovendekveeren van den staart zijn bruinzwart.

De veeren van de bovendeelen zijn zwartgrijs, die van den onderrug en de schouders zwart met roestgele randen; de zijden van het achterste deel van den hals zijn roestrood, de keel en de onderdeelen wit, de krop en de zijden van den romp grijs. In den winter is de rug lichtgrijs met zwarte vlekken. Totale lengte van het mannetje 18, van het wijfje 20 cM., staartlengte 5 cM.

Bij deze soort is de snavel langer dan de kop, bijna volkomen recht, dun, zijdelings samengedrukt, aan de spits haakvormig. De sterk trapvormige staart is 17 cM. lang, bij een totale lengte van 40 cM. De bovendeelen zijn bruin, de keel en de wangen wit, de onderdeelen ros. Deze Vogels broeden zelf en hebben hun nest op boomen. Men ontmoet ze overal, doch slechts in het lage houtgewas.

De snavel is kort en plat, aan den wortel breeder dan aan de spits, dus bijna driehoekig; de spits van den bovensnavel is een weinig over die van den ondersnavel heen gekromd; de mondspleet strekt zich tot bij de oogen uit; de pooten zijn kort, zwak en met kleine nagels voorzien, de vleugels lang, smal en scherp; de hand en de voorarm dragen ieder negen slagpennen, van welke de eerste alle overige in lengte overtreft; de staart is altijd gaffelvormig, soms zeer diep uitgesneden; de veeren zijn kort, liggen dicht tegen het lichaam aan en hebben aan de bovendeelen meestal een metaalachtigen glans.