United States or Marshall Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij riep haar meid, die alles wist en smeekte haar zoo, dat die er in toestemde in haar plaats op het bed te gaan liggen, en bad, dat zij, zonder zich te doen kennen, die behandeling zou ondergaan, welke Arriguccio haar zou aandoen. Zij zou er haar zóó voor beloonen, dat zij zich niet zou hebben te beklagen.

Deze broeders, drie in getal en hun moeder, zagen, dat het Arriguccio was, en stonden allen op. Nadat zij lichten hadden aangestoken, gingen zij naar hem toe en vroegen hem, wat hij op dit uur en zoo alleen kwam zoeken.

De meid weeklaagde, alsof zij werkelijk schuld had en te meer, omdat zij soms riep: Wee mij, genade om Gods wil; o houd op! En haar stem was zoo door haar geschrei veranderd en Arriguccio zoo verblind van woede, dat hij niet had kunnen zien, dat het een andere vrouw was dan de zijne.

Arriguccio vertelde alles, wat hij had ontdekt en gedaan, en om hun volledige getuigenis te geven, stelde hij de haren, die hij de vrouw meende uitgerukt te hebben ter hand en vroeg, dat zij zouden doen, wat aan hun eer paste, omdat hij haar niet verder in huis wilde houden.

Toen ten slotte Ruberto een heel een eind weg was en Arriguccio hem steeds naijlde en daar ook Ruberto gewapend was, trok hij den degen, keerde zich om en zij begonnen te vechten. Toen Arriguccio de kamer geopend had, werd de donna wakker, vond den draad doorgeknipt en bemerkte, dat haar bedrog ontdekt was en daar zij zag, dat Arriguccio Ruberto was nageloopen, stond zij snel op.

De buren, die het gerucht hoorden van het gevecht tusschen Arriguccio en Ruberto, stonden op en begonnen hen te schelden, waarop Arriguccio, bevreesd herkend te worden, den jonkman liet gaan zonder te weten wie hij was en zonder hem te kwetsen en in toorn thuis kwam. In zijn kamer begon hij woedend te roepen: Waar ben je, boos wijf!

En nadat zij de sluiers van haar hoofd had opgelicht, toonde zij, dat de haren niet uitgetrokken waren. De broeders en de moeder zeiden tot Arriguccio: Wat zegt gij nu, Arriguccio? Dat is toch niet, wat gij zeide te hebben gedaan; wij weten niet, hoe gij het overige zult bewijzen. Arriguccio stond als in een droom en wilde toch spreken, maar dit alles ziende, durfde hij niets zeggen.

Hierdoor gevoelde de donna zeer hevige smart, daar zij op die wijze niets aan Ruberto kon hebben. Evenwel na rijp beraad kwam het in haar op aldus te handelen: De kamer was zeer ver van de straat en meermalen had zij gemerkt, dat Arriguccio moeite had in te slapen maar dan zeer sterk sliep.

In onze stad leefde vroeger een zeer rijk koopman Arriguccio Berlinghieri, die dwaas, gelijk kooplieden zijn, dacht zich door een huwelijk in den adelstand te verheffen, met een jonge edelvrouw trouwde, welke slecht bij hem paste en monna Sismonda heette.

Toen voegden de jongelieden Arriguccio de grootste beleediging toe, die ooit aan een slecht man gezegd was en zeiden: Wij vergeven U dit, omdat gij dronken waart, maar pas er je heele leven voor op niet meer zulke vertelsels te laten hooren, want heusch, als zoo iets ons weer ter ooren komt, zullen wij het U betalen. Bij die woorden gingen zij heen.