United States or Mexico ? Vote for the TOP Country of the Week !


En daarna was hij gestorven vol eer en vol pessimisme, zijn naam nalatend als een moddervlek, die toekomstige historieschrijvers nog konden aandikken; tevens liet hij een paar honderd millioen na, waar zijn vier zoons om konden kibbelen.

Het volgende uur hebt gij geschreven; naar een mooi exempel; als bijv., zoo gij groot schrijft, het woord wederwaardigheid, opmerkelijk door twee moeilijke W's, zonder aandikken bijna niet goed te krijgen, zevenmaal; of indien gij klein schrijft, vijftien maal, achtmaal op, en zevenmaal tusschen de lijn: Voorzichtigheid is de moeder der wijsheid; bij welke gelegenheid gij in twee regels het lidwoord der hebt overgeslagen, wat tengevolge van de laatste lettergreep van het woord moeder zeer licht gebeuren kon, en eenmaal voorwijzigheid in plaats van voorzichtigheid hebt gezet, welke omstandigheden, zoo ieder op zichzelf als in onderling verband, u eenigszins angstig doen denken aan het uur, waarop de critiek des meesters haar uitspraak zal komen doen.

Het geluk begunstigt vaak den moedige. Zou het hemzelf niet meegevallen zijn, dat die geest, eens aan het werk getogen, zóó kostelijk òn-hollandsch bleek in zijn schaterend-mal fantastisch doorslaan, zoo gelukkig in-hollandsch bleek in zijn niet aandikken van de geestigheid, in zijn telkens als kleine fonkellichtjes de écrituur èven overschijnenden en dan weer bescheiden plots henen glimlach?

Dadelijk dacht ik, dat Aurora ongetwijfeld meer zou hebben gegeven, indien ik haar eene aangename tijding had gebracht, waar zij reeds zoo goed voor een slecht bericht betaalde. Het speet mij, dat ik de achtenswaardige ambtenaren niet had nagedaan, die soms de waarheid in hun processen-verbaal een weinig aandikken.

Allerhande geruchten zullen in omloop komen en de slechtgezinden onder ons zullen die met allerlei toevoegsels aandikken. Daarom zal het noodig zijn dat jij deze geruchten openlijk tegenspreekt. DR. STOCKMANN. Ik? Wat meen je? Ik begrijp je niet.

Mijn grootmoeder was trotsch op den winter van Vijfennegentig, "toen er nog zoo geen kachels waren", en ik verhef mij op de koude van Drieëntwintig, toen er van de veertig jongens maar zeven school kwamen, van welke ik er één was, wien de lofspraak, die het mij van den meester bezorgde, op een bevroren neus te staan kwam; om niet te spreken van een "kaartje van vlijt", dat mij ontging, omdat mijne handen veel te rood en veel te koud waren om een mooi middelmaat schrift te schrijven, op en tusschen de lijn, met zuivere ophalen, en zonder aandikken.

Ik weerde de punt af, won het pleit mèt krakeel. Bij de teekening op pag. 61 moest 'k dit aandikken. Immers aan 't slot der noot achtte ik mij zedelijk verplicht te melden: "Enfin, de uitgever moet 't weten. Ik houd mij koel en 'r buiten."