United States or Russia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Plautus....? vroeg Quintilianus, even verbaasd. Zoo als de kereltjes me zelve verteld hebben. Dus toch weêr klassieke komedie, bij de Scenische Spelen? vroeg Juvenalis. Wij waren haar bijna vergeten.... De mimus-spelen hebben haar verdrongen, bracht de jonge Suetonius bescheiden in het midden; maar eigenlijk duikt tusschen den mimus de klassieke komedie toch altijd weêr op.

In de grieksche literatuur komt de satire niet voor; vandaar zegt Quintilianus: satira quidem tota nostra est. Satniois, Satnioeis, riviertje in het Z. van Troas, dat bij Hamaxitus in de Aegaeische zee valt. Satrae, Satrai, vrijheidslievend volk in Thracia tusschen den Strymon en den Nestus. Deze stad wordt vaak met de vorige verward.

Wat zal ik het waardeeren, zoo niets u verhinderen zal onze voorstellingen bij te wonen! Vooral de eerste, waar alles wat Rome voornaam, aanzienlijk, geletterd, geleerd bezit, zal samen stroomen! Ik zal komen, ik zal komen, Lavinius, verzekerde Martialis; en wij zullen allen komen: Plinius, Quintilianus, Tacitus, Frontinus, Suetonius....

Zal het dìt zijn, riep Quintilianus, alle voorzichtigheid en mogelijkheid van verklikkers vergetende; waartoe de Grieksch begonnen voorstelling verloopt! Grieksch is de mode, spotte bitterlijk Juvenalis; zoo lang Latijnsche bloedlust niet spreekt! Laat ons ga

Wij, redenaars, zeide Quintilianus; wij, die in het publiek vaak het woord voeren, het zij als advokaat in een proces, het zij in louter letterkundige oratie of voordracht onzer werken, kunnen van de tooneelspelers wel het een en ander leeren, als wij zorgen niet te theatraal te worden.

Het is Grieksch, waardeerden de ridders, de Senatoren, de matronen, de vrouwen om de Keizerin. Een wel aardige nabootsing.... meende Quintilianus glimlachend tot Plinius. Maar achter de scæna, voor de kleedkamers van het proscænium, raasde Lavinius Gabinius.

De moeder van Cecilius en Cecilianus wendde het gloeiend gelaat naar de Keizerin. Ja, Augusta, bekende zij, de oogen neêr geslagen; toen glimlachend, ze op slaande naar de vraagster.... Quintilianus.... vroeg Plinius bijna schalk; hoe vindt ge onze Hero en Leandros?

Het blond-blanke knapenlichaam lijnde zich verwonderlijk schoon uit tegen het marmer der zuil, tegen het blauw van lucht en zee.... Die jongens mimeeren héel goed! bewonderde Tacitus. Zij zeggen bizonder zuiver! zei Quintilianus. Alleen de zee speelt haar rol nièt goed, zei Martialis.

De villa, die onze gastheer in Toskane bezit, meende Quintilianus; is zeker van omvang grooter dan deze en met groote bosschen en wijd jachtterrein er om heen, maar schoonere woning dan dit vorstelijke landhuis bij de zee zoû ik niet weten te noemen. Er zweeft hier een antieke atmosfeer rond, zeide de oude Verginius Rufus; en die werkelijk aan Hellas herinneren doet.

Latinus en Thymele legden om strijd den dominus uit wie Quintilianus en Plinius wel waren; alle de komedianten, omdat de dominus verzoend scheen door de drie goudstukken en de maskers, ademden ruimer, maakten weêr grapjes, durfden weêr, bauwden na wat de mimus en de danseres hem zeiden.... Wie de edele Plinius is? Wie de edele Quintilianus en Martialis? Maar, dominus, weet je dan niet....