United States or Mauritania ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Hoe Freule!" riep Botbergen, de handen als van verbaasdheid ineenslaande. "Ben ik ongelukkig genoeg om voor een logenaar te worden aangezien? Mijn vriend, de Ambtman, kent mij te wel om geen getuigenis voor mij af te leggen, dat ik niets zou aanvoeren, 't welk bezijden de waarheid was."

Ik vatte moed en, als wilde ik schipper Hein tot eenen logenaar maken, riep ik: "Loopt, ik ken je niet!" "Heeee! Hij en kent ons niet, Jan?" schreeuwde de een en begon met den ander, die Joost heette, allerlei sprongen te maken, en toen ze moede waren van al die malle luchtsprongen begonnen ze te zingen: "Kom, Huib, zing dat fijne mopsjen toch mee, man!" zeî Hein.

Dat zwijgen scheen Joan toe, wat het werkelijk was: een bevestiging van het verhaal van Van Dyk: nog altijd had hij de hoop blijven voeden, dat deze een logenaar geweest ware: thans echter bleek hem het tegendeel, en zoo diep werkte die overtuiging op zijn gemoed, dat hij niet met spreken voort kon gaan, maar op zijn beurt den Predikant zwijgend aanzag, met oogen, waaruit vertwijfeling straalde.

"De logenaar," zegt een Latijnsch spreekwoord, "behoort een goed geheugen te hebben," en toch verspreekt hij zich nu en dan en vergeet wat hij vroeger gezegd heeft. Ik wil daarvan een paar voorbeelden bijbrengen.

Men schreef dit daaraan toe, dat zij al dien tijd wel gedwongen waren geweest, zich uitsluitend met de voortbrengselen van 't land te voeden en geheel op zijn Guineesch te leven. ~Logen. ~ Al is de logen nog zoo snel, De waarheid achterhaalt ze wel, zegt Cats: en zeer zelden ziet men, dat een logenaar, ook de gevatste, niet vroeg of laat wordt ontmaskerd en beschaamd gemaakt.

"Waarom dan is hij zelf niet gekomen" vroeg Joan: "hij heeft mij nu het recht gegeven, door de gansche wereld te gaan verbreiden, dat hij een laffe logenaar is, die noch moeds genoeg heeft om zijn woorden staande te houden, noch eerlijkheids genoeg, om te bekennen, dat hij schuld gehad heeft. Gij hebt nu mijn voorwaarden gehoord. Mijnheer! en wij hebben verder niets af te handelen.

"Ongelukkige logenaar! gij vleit u vergeefs," viel hem Van Kinschot in: "gisteren sprak mij de Kanselier Pekkius, kort voor zijn vertrek, en stellig betuigde hij mij, dat de Gezanten zich uwer niet zouden aantrekken, vermits men u voor een gelukzoeker hield." "Dan is het beter, dat ik zwijge," zeide Joan: "ik zie dat mijn verderf vastbesloten is!"

Arkel en Reinout lachten echter niet: de laatste omdat zijn ziel nog te veel vervuld was met het aangename vooruitzicht, 't welk zich voor hem opende, dan dat hij op iets anders acht had kunnen geven: de eerste, omdat de onverwachte verschijning van den hansworst hem zeer in verlegenheid bracht; daar deze, door de vermelding van zijn boodschap naar Harderwijk, hem bij Reinout tot een logenaar kon maken.