United States or Svalbard and Jan Mayen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zuid-Afrika is zeer rijk aan gevogelte. Langs de wateren wemelt het van zwem- en boschvogels. De gezellige weversvogels vlechten uit riethalmen groote schutdaken in de takken der acacia's en hangen daaronder hunne nesten bij honderden op. Op aan kruiden rijke plaatsen verzamelt het wild zich. Kleine knaagdieren, vooral langbeenige springmuizen en springhazen, wroeten daar naar knollen en wortels.

Platvoetige zwemmers, langbeenige steltloopers, breedgewiekte zeilers, allerlei soorten van vogels, grooten en kleinen, die de strenge winter van de noordpoolstreken naar zachter klimaat drijft, strijken vaak in dichte drommen neder op onzen Rijn.

De honden die voor deze jacht gebruikt worden, behooren tot een bijzonder ras, leonero's geheeten; deze zijn fijne, ranke dieren, evenals langbeenige terriers, maar met een aangeboren bijzonder instinct voor deze soort van jacht.

Als jij iemands geduld niet uitput, weet ik niet, wat 't dan wel doen kan!« »Is 't nog vervroeg de vrouw; zij leunde tegen een aarden wal en keek naar hem op, terwijl het zweet haar over het gezicht gudste. »Nog ver! We zijn zoo goed als aan 't eindzei de langbeenige wandelaar, terwijl hij vóór zich uit wees. »Kijk! Dat zijn de lichten van Londen

"Heet jij au-au?" lachte de boer. "Magere langbeenige mug!" "Au! Au!" huilde Jantje. "Heet jij au-au?" herhaalde de boer driftig. "Neen, au neen, ik heet Jan Trom! Au, au, laat me los asjeblieft!" "Zoo, heet jij Jan Trom," zei de boer. Hij liet Jantje weer zakken, tot hij op den grond stond, legde hem toen over zijne knie, en gaf hem een geducht pak voor zijn broek.

Groet de drie gezusters, de bloemenmeisjes van mij, vooral de kleine Stephanion, en zeg haar dat, tengevolge mijner tusschenkomst, haar langbeenige bruidegom haar in lang het leven niet zal verbitteren. Ja, nog iets! Neem dezen buidel met goud voor de vrouw en de kinderen van den Egyptischen wijsneus, die bij die geschiedenis het leven verloor."

Slechts met moeite kan de langbeenige »Vijftigponder" hem bijhouden. Wijd uit de verte klinkt, weemoedig en melodieus, het avondgelui van het dorpstorentje, en uit de nabijheid komt het luide geblaf der groote honden, die Kloppers' vee naar huis drijven, het geknal der zweepen, heb geloei der beesten en het geblaat der schapen, die hun lammeren roepen. Charles noch Lena spreken een woord.

De ruiter rukt het magere, langbeenige beest, dat hij berijdt, aan den teugel, roept op vroolijken toon: »Vooruit paardje!" en heeft thans een kruispunt bereikt, waar een andere heirweg den zijne rechthoekig snijdt. Drie kastanjeboomen, langs den weg geplant, werpen hun breede en verkwikkende schaduw over den viersprong. Marling heeft die boomen meer gezien; hij groet ze als oude bekenden.