United States or Austria ? Vote for the TOP Country of the Week !


De zon ging onder en wierp een rooden gloed op de oude muren, toen ik het circus verliet langs een weg, waar anjelieren, jasmijn, geraniums en rozen bloeiden, en hooge cactussen hun vleezige bladeren en stekelige stengels verhieven. Uit de verte klonk het geblaat der kudden, die afdaalden naar den Guadalquivir, en de melancholieke tonen van het gezang der herders.

Niettemin waren de Inlanders er niet toe te bewegen geweest een val te bouwen op den "wissel" van de tijgers het vaste pad dat zij houden: in zulk een val moet een geit opgesloten, die met haar angstig geblaat het roofdier lokt: en zij vonden het "jammer van de geit."

Bij het geringste gevaar laat hij een luid hinnekend geblaat hooren; alle leden van de kudde heffen oogenblikkelijk de koppen op, kijken scherp in alle richtingen en gaan daarna schielijk op de vlucht.

Die lange rijen mannen, vrouwen en kinderen, op paarden, kameelen en ossen gezeten, die duizenden schapen, voortgestuwd als een levende golf, die honderdtallen van paarden, met hun bonte dekkleeden, die troepen aan elkaar gebonden kameelen, in eentonige rijen voortschrijdend onder lasten van allerlei aard; het aanhoudende geklikklak der hoeven op de steenen van den weg, waartusschendoor het gehinnik weerklinkt der veulens, die hun moeders zoeken, het geblaat der lammeren; de doordringende kreten der kameelen, het fluiten en roepen der herders.... al die gezichten en geluiden smelten samen tot één geheel, een wonderlijk treffend schouwspel, dat een onuitwischbare herinnering achterlaat.

Men hoort tusschen de woorden en de vele medeklinkers het geblaat der lammeren en geiten, het geknor der kameelen, terwijl de lucht niet is om in te ademen door het vele stof, door al die bloote voeten opgejaagd.

De dagen werden lichter en langer en weldra naderde de lente met hare wonderschoone belofte van nieuw, jong leven. Als de ridders in de schemering huiswaarts reden, het lichaam zwaar van eene gezonde vermoeidheid, zagen zij, hoe in de bosschen een zacht groen waas zich spreidde over boom en struik en in de velden om Camelot klonk het klagelijk geblaat der jonge lammeren.

Daar hij, evenals de andere leden van zijn familie, een nachtdier is, begint zijn bedrijvigheid eerst, als de avondschemering invalt. Hij komt langzaam uit zijn woning te voorschijn, en beweegt zich op alle vier ledematen terwijl hij zijn voedsel zoekt, dat uit wortels, bladeren en zaden bestaat; zijn beweging verdient dan eer den naam van kruipen dan van loopen. Bijna iedere minuut gaat hij op de achterpooten staan luisteren, want hij is voortdurend hoogst onrustig. Wanneer hij niet eet, poetst hij zich, en wanneer hij zich niet poetst, toont hij zich bekommerd over zijn veiligheid. Somtijds laat hij een soort van geknor of geblaat hooren, waarschijnlijk om zijne metgezellen bijeen te roepen. Het voedsel brengt hij, evenals de Springmuizen, met de korte voorpooten naar den mond. Zoo langzaam hij voortschrijdt, wanneer hij op alle vier gaat, zoo snel is zijn uit schielijk opeenvolgende sprongen bestaande loopbeweging. Door het strekken van de lange achterpooten verheft hij zich boven den bodem en komt weer op de achterpooten terecht, zonder met de voorpooten, die tegen de borst aangedrukt blijven, den grond aan te raken. Gewoonlijk bedraagt de sprongwijdte 2

Alles is rustig, alleen wordt de stilte verbroken door het geblaat van de lammeren, die te Kalamaki wachten op het voorbijgaan van de eene of andere boot en hun smart schijnen mee te deelen aan de trieste collega's van de Haghios Nikolaos.

"Ik ben een boon, als dat niet mijn eigen verloren dieren zijn!" roept de boer. Weer geblaat. "Zoo zeker, als ik hier sta," zegt de boer, "ze zijn het!" En hij bindt zijn' os aan een' boom en loopt het bosch in naar den kant, waar 't geluid vandaan komt. Hij loopt al verder en verder, maar 't is, of hij nooit dichter bij de geit en het schaap komt: het geluid blijft altijd even ver af.

Als ze een beek moesten overzwemmen, hieven ze een hartverscheurend, jammerlijk geblaat aan, want ze hadden verbazend veel tegen op dat water, al konden ze uitstekend zwemmen. Dikwijls echter was de rivier diep en de stroom sterk en dan leek het wel, of allen met elkaar zouden verdrinken; zoo ver werden ze soms medegesleurd.