United States or Luxembourg ? Vote for the TOP Country of the Week !


En de sterke Mudjekeewis, Zonder vreeze voor hem staande, Hoonde hem met luiden spotlach, Dus verachtend hem begroetend: "Hoor, gij beer! gij zijt een flauwert, "En geen held, zooals gij voorgeeft, "Anders zoudt gij niet zoo krijten, "Niet zoo jammren als een meisjen!

Snikken, zwaar, schor en luid, deden den stoel beven, en groote tranen vielen tusschen zijne vingers op den grond zulke tranen, Mijnheer, als gij hebt laten vallen op de doodkist, waarin uw eerstgeboren zoon lag; zulke tranen, Mevrouw, als gij geschreid hebt bij het benauwde krijten van uw stervend kind.

Want dat is eigenlijk de meest knagende vorm van pessimistischen gemoedsaard, die zekere sceptiek, waarbij men zich eigen gedachten niet vertrouwt, altijd zichzelf weerlegt, nooit met zichzelf in het reine komt, altijd als het ware achter zijn eigen gedachten gaat staan om die voor louter subjectiviteit uit te krijten.

Als de pijn voorbij was, zuchtte ze en glimlachte weer: Ja, lieve, ik kan soms dat klagen niet houden in mijne keel. Het is of ik gaarne zou roepen en krijten. Zijt ge ontstemd daardoor? Wilt ge nog een poosje blijven? Als ge weg zijt, voel ik me zoo alleen, Ernest, zoo verlaten ....

"Schrei, balk toch!" beet Jondrette haar in 't oor. Tegelijkertijd kneep hij in haar gewonde hand. Dit alles voerde hij uit met de behendigheid van een goochelaar. Het meisje begon luide te krijten. De bekoorlijke jonge dame, die Marius in zijn hart "zijn Ursula" noemde, naderde haastig, uitroepende: "Arm, lief kind!" "Zie haar bloedende hand, schoone jonge dame," zei Jondrette.

Almeteen werd, daar hooge, de deur van de slaapkamer geopend en de gedempte stemmen van de dokters roezemoesden in het vestibule. Iemand kwam de trap af. Men hoorde een kindje krijten. God! snikte Ernest en hij zakte tegen den muur.

't Zijn Jupiters honden die hij met krijten En bloed verzaadt, zij bezweven de' orkaan, Wen zijn raadren op zwaavlige wolken gaan, En de grenzen der hemelen splijten. Of van de ijle doôn zij gezonden zijn, Zich te voeden met nieuwe pijn? De Titan ziet als steeds vast, niet hoovaardig. Ha! ik ruik leven! Laat mij in zijn oog maar zien!

Een pijlzwerm snort; stijgt uit dien krijgsdrom op; Valt als een hagel neêr; bestelpt hun hals en kop; En treft in ribbe en borst: en twintig hunner bijten In 't zand, en spuwen 't bloed met d' adem onder 't krijten Van "wraak"; en 't woord van wraak wordt duizendwerf herhaald, Terwijl op 't oogenblik een tweede hagel daalt. Nog vijftien tuimlen by hun broeders.

Dan, onverwachts, joegen zij een vuurpijltje omhoog in den tuin en deden zij een zevenslager springen. Snepvangers en Albertken juichten van pret, maar binnen in de kamer schrok het gezelschap, en de vijf kinderen begonnen eenparig te krijten. Schei toch uit, Snepvangers, riep Madame, wat zijn dat voor kinderstreken; ge jaagt de bloeikens den angst op het lijf!...

Wilt gij den schaterenden bergstroom stremmen... Hij sleurt u voort, en solt u, trots uw krijten O, dwaas! wat wilt gij het ontembre temmen? Wilt ge op albast uw brein te bersten splijten, Zoo tracht de goede menschheid óm te stemmen Wil ze als zij is.... en haar valt niets te wijten!