United States or Gabon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ge zoudt een gedichtje moeten kennen, opperde Snepvangers. Is dat wel noodig, weifelde Albertken. Natuurlijk, manneken... Het zal grootmoeder zooveel plezier doen, zei Snepvangers, alsof hij berouw over iets had. Als het dan toch moet, schikte zich de kleine wijs... Ik vind dat wij moesten paleeren en vuurwerk afsteken op de koer...

Ja, zei Snepvangers droomend, maar ik vind het zoo al erg genoeg ... Met Albertken wandelde hij de volgende dagen rond om de ingeschoten huizen, de puinen en zwartgeblakerde muren te bezichtigen. Soms bleven zij staan luisteren naar de muziekkorpsen die op openbare pleinen speelden, het was een grillige fluitjesmuziek die Snepvangers weinig opwekkend vond.

Antoine had zijn vader beet met een onuitputtelijke beschouwing, terwijl Marieken en Madame Craen de kleintjes susten. Snepvangers en Albertken hingen hun veelkleurige ballonnekens in de veranda, plaatsten de kaarsjes recht, onderzochten het vuurwerk en verlangden naar den avond om de verlichting te kunnen beginnen. Aan tafel knipoogden zij soms in het vooruitzicht der komende verrassingen.

Antoine, zwijg nu eens, zei hij zegevierend, Albertken moet nu iets zeggen. Antoine keek een beetje donker, zag Albertken van zijn stoel klimmen, een buiging maken voor zijn grootmoeder en hoorde zijn schriel kinderstemmetje verklaren: "De Pruimenboom"! Jantje zag eens pruimen hangen, O! als eieren zoo groot! 't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken, Schoon zijn vader 't hem verbood.

Ja, Albertken, maar dat is toch niks... wij zullen het op een anderen keer probeeren als er niemand thuis is... Oei! Daar vliegt een ballonneken in brand! Dat is niks ... dan moeten wij het niet uitblazen, redeneerde Albertken. Wanneer Snepvangers later, na het vertrek der gasten, alleen tegenover zijn vrouw zat, kon hij niet nalaten te zeggen: 't Is toch spijtig voor Albertken geweest... Wat?...

Ge hoort het wel, Albertken, waarschuwde Snepvangers benard. En doof de ballonnekens nu maar uit, verzocht Antoine, ik krijg hoofdpijn van den stank der kaarsjes... Ge ziet het wel, bedacht Albertken teleurgesteld, zij vinden dat niet plezant... als wij ook eens iets doen dan maakt het lawaai of stinkt het......

Toen zij opstonden om naar huis te gaan, gaf Albertken de rest van zijn overtuiging prijs. Grootva! Albertken?... Als ik groot ben trouw ik toch ook! Zoo?... Ja, met een heel leelijke... Maar manneken toch! Ja, een heel leelijke, dan kunnen wij er samen goed om lachen!... Albertken grinnikte genoegelijk en Snepvangers wierp van ontsteltenis zijn sigaar onder de bank.

Ja, Albertken, en dan zullen wij ons amuseeren... Ik zou toch liever een arend houden! Maar dat is een wild beest... Die eten rauw vleesch, Grootva, maar een kanarievogel is toch ook goed. Madame Snepvangers gaf haar toestemming, onder beding dat Mijnheer zelf voor het vogeltje zou zorgen. Dan toog hij naar den klakkenmaker. Hij kende hem van in den tijd toen de politiek hem in beslag nam.

Maar de Drogist won rijkelijk zijn brood en kon zich de weelde veroorloven, zooals Snepvangers zijn getal kanaries niet moest beperken bij gebrek aan middelen. Albertken werd echter niet vervangen in de voorliefde van zijn Grootvader, die oud werd en zich geen nieuwe kameraadschap met de kleinkinderen meer scheen aan te passen. Madame kon beter om met het drukke troepje.

Ballonnekens en vuurwerk... Maar wat zullen de geburen wel denken?... Daar moet ge nooit niks om geven, wijsgeerde Albertken. Dat is waar, gaf Grootvader toe. Grootmoeder werd feestelijk gehuldigd met bloemen en geschenken. Een kokin had de zorg voor het eten overgenomen, en nu zat Madame Snepvangers in een leunstoel en hield de kinderen bezig die beurtelings op haar schoot klauterden.