United States or Comoros ? Vote for the TOP Country of the Week !


Met zuchten zwaar beklage ik mijnen nood, Wanneer mijn geest, van droefenis bevangen, Herroept het beeld dat dus mijn hart verscheurt. En dikwijls wen ik peins over den dood, Welt in mij op zòò smachtend-zoet verlangen, Dat mijn gelaat reeds als ten doode ontkleurt.

Het tweede begint hier: "Wen Schoonheid...." Het eerste kan worden verdeeld in tweeën: in het eerste zeg ik in welk voorwerp dit vermogen zich bevindt; in het tweede zeg ik hoe dit voorwerp en dit vermogen tot bestaan zijn gebracht en hoe het eene zich tot het andere verhoudt als vorm tot materie.

Wie waant dat Deugd of Rede hem vervaren, Is als wie meent dat hij wen 't stormt behoort De klok te luiden, wanende dat voort De krijg van wind en wolken zal bedaren. Want altijd in den kring van Amor's krijt, Is Vrije Wil dùs door zijn macht gebonden Dat gansch vergeefs der Rede raad er strijdt;

Mijn Lied, wel zijt ge hoofsch en zoo bescheiden Dat gij u onbevreesd Ook onverzeld zoudt ov'ral kunnen wagen; Doch om gansch zeker elk gevaar te mijden, Zult ge dien goeden geest, Amor, om zijn geleide en bijstand vragen; Wijl zij die luistren moet naar al uw klagen Wen, als 'k geloof, haar hart zich van mij keert En Amor zelf u niet te spreken leert Onvriendelijk wellicht u zoude ontvangen.

Ons verblijf op het eiland Wen duurde maar kort, en den volgenden morgen zette de Lady Saint Aubyn koers naar het Havannakanaal. Wij passeerden de Zuiderbaai, waar in zoete rust en in de verzekerdheid van een goede woning en goeden kost eenige honderden dwangarbeiders leefden, voor wie de regeering op moederlijke wijze zorgt.

Want wat zou den Mensch Kunnen vrijwaren voor verandering? En, wen gij zucht, zal ik glimlachen; gij, Ione, zult zee-melodieën zingen, Totdat ik ween, dan zal uw glimlach drogen De tranen die zij wekte, nochtans zoet.

Spuwt het gebeeste vlamende vier ofte en spuwt het dat niet? vroeg, brauwen gefronst, Sagremort. Dat is de vrage! Galehot hief de breede schouderen hoog. Wen gij er tegen spuwt, schroeit zijn aâm zelfs niet! Dat is alleenlijk wat sulferachtig geblaas, dat stinkt.

Dat wij rusten wen 't werk is gedaan: Stijg dan op met mij, Zeegeboorne! De wagen houdt stil in een wolk op den top van een sneeuwigen berg. Asia, Panthea, en de Geest van het Uur. Op de grens van den daagraad en 't duister Zijn mijn paarden veraadming gewend; Maar van de Aard hoorde ik juist een gefluister Dat sneller dan 't vuur dient gerend: Drinkt verlangen en vaart ongekend!

Het is de zee, wen de zware lucht voortscheert de golven, de zee, als een binnenwater waarop reuzenlippen adem uitstorten, de zee, stil, vol geluiden, de zee als een droomenplek, waar de heete mond gulzig drinkt drinkt drinkt, in een passie naar licht, lucht, leven, dood. Het is de zee, groot, majesteitelijk, wiegend op het gladde lijf silhouetten van zeilen.

En dit gedeelte is in tweeën te verdeelen: in het eerste zeg ik wat men over haar in den hemel zegt; in het tweede zeg ik wat men over haar op aarde zegt, en wel hier: "In 't hemelsch rijk...." Dit tweede gedeelte is in tweeën te verdeelen, want in het eerste spreek ik over haar met betrekking tot de edelaardigheid harer ziel, een en ander verhalend van de uitwerking harer deugden, welke uit hare ziel voortkomen; in het tweede gedeelte spreek ik over haar met betrekking tot de edelaardigheid van haar lichaam, een en ander van hare schoonheden verhalend, en wel hier: "Spreekt Amor van mijn Vrouwe".... Dit gedeelte is in tweeën te verdeelen, want in het eerste spreek ik van zekere schoonheden welke tot haar geheele persoon behooren, en wel hier: "Wen open...." Dit gedeelte is te tweeën te verdeelen, want in het eerste spreek ik van oogen, welke het begin der liefde zijn; in het tweede spreek ik van den mond, welke het einde der liefde is.