United States or Iraq ? Vote for the TOP Country of the Week !


De koning Juda komt Preutsch in uw schoenen treden; O luistert! hoe hij tromt, En nadert met zijn schreden. Dat dijnen hoogmoed daalt Voor die zijn rijk wil vesten, Gelijk den bliksem straalt Vant Oosten tot den Westen. Uw grenzen open sluit Voor onzen prins personig , En laat tot roof en buit Uw melk en uwen honig.

En wat zou ik Juda moeten antwoorden, als hij naar u vraagt? Zeg hem, dat ik hem liefgehad heb. De arme moeder wist niet wat te doen. Zij dacht er niet aan haar kind te verlaten, maar de hoop op redding te moeten laten varen, nu die zoo nabij scheen, deed den beker overloopen. Maar zie, in dat oogenblik van grooten nood zag zij van den tegenovergestelden kant een wandelaar aankomen.

De patriarch hief het hoofd op, zag hem welwillend aan en zeide: De vrede van den God Abrahams, Izaäks en Jakobs zij met u, o Koning! Gij hebt ons gevraagd waar de Messias geboren moet worden. Hillel liet den blik rusten op de rol en las: Te Bethlehem in Judea; want alzoo zegt de profeet: En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda?

En de ark; vloek over de Babyloniërs, die haar vernield hebben! Neen, Juda, wees gerust. Zij is niet vernield; zij is verloren geraakt, te goed verborgen in de eene of andere spelonk. Hillel en Shammai gelooven beiden dat zij eenmaal, op 's Heeren tijd, teruggevonden zal worden. Dan zal Israël evenals vanouds voor het aangezicht des Heeren dansen en zingen.

Mannen van Galilea, zeide hij, ik ben een zoon van Juda. Mag ik met u gaan? Het zal misschien tot een gevecht moeten komen. Welnu, in dat geval zal ik niet de eerste zijn, die op de vlucht gaat. Zij zagen hem lachend aan en de bode zeide: Gij ziet er sterk genoeg uit. Kom mee! Ben-Hur wierp zijn opperkleed af. Gij denkt dus dat er gevochten zal worden? vraagde bij koeltjes. Ja. Met wie?

Toen-ie wat kalmer werd, toch met een nalooming van drukkende afgematheid, zocht hij Juda en Hes, vond ze niet. En opnieuw schrijnde 'n heet-klamme ontevredenheid in 'm op, begonnen z'n handen kleverig te branden, prikkelde 't vreemd-dor in z'n tong bij 't denken aan 't éérst moment van z'n spreken de hersenleegheid de volslagen wilde afwezigheid de visie van den ruigen, piesenden hond. Zanikerig, drenzend, zonder aandacht naar de tent starend, trachtte hij z'n woorden-van-straks te hervinden, te herhalen. Als-ie alles zoo innig voelde, zoo hartstochtelijk in zichzelf wist te zeggen, waarom stikte-die dan in gebrabbel en gehakkel waarom kon-ie dan nou niet den eenvoudigen zin van z'n stortvloed formuleeren? Waarom trilde je na? Waarom sprak je tot Juda of Hes of Klaroen géwóon, bedacht, rustig, en kwam 'r als je tot 'n m

Maar men went aan alles. De zwaarbeproefden leerden na verloop van tijd kalm te spreken over hare kwaal. Zij zagen welke vreeselijke verwoestingen de ziekte aanrichtte, en klemden zich niettegenstaande dat aan het leven vast. Eén band bleef haar aan de aarde binden: Juda. Over hem spraken en dachten zij.

Maar zijn straf zal hij niet ontgaan, en als gij mij helpen wilt, zal ik zeker slagen. Hij is een Romein, zeide Malluch, en ik behoor tot den stam van Juda. Ik zal u helpen. Indien gij het verlangt zal ik mijne belofte met een eed bevestigen. Geef mij uw hand, dat is voldoende.

Daar verrees eensklaps van den grond, waar zij neergehurkt zat, eene vrouw, en snelde naar de poort. Een paar van de wachten schoten toe om haar te grijpen; maar zij ontkwam aan hunne handen onder vreugdegejuich der toeschouwers. Zij baande zich een doortocht naar Juda, viel aan zijne voeten neder en omvatte zijne knieën. O, Amrah, goede Amrah, zeide hij, God helpe u, ik kan het niet.

Waarom zoudt gij niet uit den engen cirkel stappen, waarin uw leven besloten moet zijn, wanneer gij hier blijft? Juda gaf geen antwoord. Wie zijn in onze dagen de wijzen? vervolgde Messala. Niet zij die hun leven doorbrengen in twisten over doode zaken, over Baäls, Jupiters en Jehova's, over wijsbegeerten en godsdiensten.