United States or Guam ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Dat is ook het beste," zegt mamsel Westphalen, "dan zijn wij hem kwijt. Mijnheer Droi, vat eens aan!" En de één van de "grande nation" pakte den ander van de "grande nation" aan de beenen, en Frederik vatte hem boven aan het hoofd; Frits Sahlmann droeg het licht, mamsel Westphalen kommandeerde het geheel, en de molenaar kwam, een' kleinen boog beschrijvende, achteraan.

"Ik meenen," antwoordde hij, en hij zwaait met zijn vinger rechts en links door de lucht, "ik meenen de lichte zig-zag met rompel, pompel, retteteta," "Dan hebt gij gelijk, mijnheer Droi," zegt mamsel Westphalen, "want daar buiten gaat het werkelijk zoo: rompel, pompel, ratteteta!" "Ah!" zegt mijnheer Droi, "dat zijn de tamboers, dat zijn mijne kameraden de grenadiers."

Denzelfden morgen, toen de molenaar met zijne zware hoofdpijn in zijne laars keek, kleedde mamsel Westphalen zich geheel naar behooren aan, want zij was zeer ordelijk, en toen zij hare muts wilde opzetten scheen die haar niet meer in 't rechte fatsoen te zijn, want zij was zeer zindelijk; zij ging dus naar hare kamer om eene schoone muts te halen, maar zij klopte eerst aan, en vroeg: "Mijnheer Droi, zijt gij reeds in uw volstandig kostuum?"

Mijnheer Droi stamelt zoo wat bij elkaar van dit en van dat, maar zij ziet hem scherp in 't aangezicht en zegt: "Leugens, mijnheer Droi! Gij hebt van nacht gelogen, gij liegt dezen morgen ook. Ik heb u uit barmhartigheid mijne slaapsteê, mijn eigen bed ingeruimd, en dit is mijn dank!"

De heer Droi zit ondertusschen diep in gedachten en zegt om den anderen: "Diable!" en "Diantre!"

Mijnheer de baljuw kreeg zijne lieve vrouw in den hoop te zien, en maakte haar ook vrij, en terwijl hij haar den overste voorstelde en haar mededeelde wat er gebeurd was, kommandeerde de adjudant: "Marsch!" En de molenaar Voss, de bakker Witt en mijnheer Droi zouden naar buiten gebracht worden.

In 't eerste oogenblik staat zij als aan den grond genageld en zij kijkt door den tabakswalm heen, als de volle maan door de avonddauw; daarop gaat zij een paar schreden dichter naar den heer Droi toe, haar aangezicht wordt zoo rood als de bodem van den grooten koperen waschketel in hare keuken; hare nachtmuts beeft haar op het hoofd van ergernis; maar zij zegt niets verder dan: "Wat is dit?"

En, mijnheer de baljuw, neem het mij niet kwalijk, hij is een geresolveerde kerel en goed in dezen tijd te gebruiken en gisterenavond, ik wil niks niemendal tegen mijnheer Droi zeggen, want hij moet weten wanneer het tijd is met geweer en sabel op een mensch af te gaan, maar gisteren ging Frederik geheel alleen op den Fransoos aan, en al waren ook zijne redeneeringen voor uwe kamer en voor mijne ooren niet fatsoenlijk genoeg, zoo zeî ik toch in mij zelve: dat is een kerel, die durft.

Zij wilde lijden, wat zij door haar onverstand verdiend had, ofschoon het uit goedheid, en in eere was geschied; maar, om voor al dat vreemde manvolk te staan en zich van wege mijnheer Droi te defendeeren, dat ging boven hare krachten, als fatsoenlijk vrouwspersoon, en indien mijnheer de baljuw toch daarop aandrong, dan moesten Fieken en Carolien ook meê, want die moesten weêr van haar getuigen, dat zij dien nacht bij haar in de kamer geslapen had.

"Welnu," zeide mamsel Westphalen, "laat hem begaan! Hij is een wonderlijke oude man, maar hij meent het goed. Maar, Mijnheer Droi, kom nu binnen, en ontdooi een beetje in mijne kamer, want bij dit nare, griezelige weêr kan een mensch het hart in zijn lijf bevriezen." Mijnheer Droi ging dan ook mede, en toen zij nauwelijks gezeten waren, kwam Frits Sahlmann binnen.