United States or Algeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


De beste wijze om deze laatste soort te kweeken is ze, als jonge zaailing, op de veel sneller groeiende Colutea arborescens te veredelen. De Clianthus wil des zomers buiten staan; zij verlangt met wat kleigrond vermengde heideaarde. Des winters geeft men ze een lichte standplaats in een vertrek met een gemiddelde temperatuur van 40°-50° Fahr. Men moet dan zeer voorzichtig zijn met het gieten.

Het planten van deze zaailingen geschiedt met behulp van een stevig, aan de punt een weinig toegespitst verplantstokje. Met dit stokje steekt men daar, waar de zaailing moet komen te staan, een voldoend diep en wijd gaatje in de aarde. Het plantje wordt nu met de linkerhand zóó daarin gehouden, dat het worteltje loodrecht naar beneden hangt, en de beide onderste blaadjes op de aarde rusten.

Hiertoe doet men, na de noodige drainage, slechts een weinig aarde in den pot. Men houdt dan den zaailing in den pot, dien men hierop met aarde vult en daarna, niet te vast, aandrukt. De verplante zaailingen moeten zoo spoedig mogelijk, in elk geval voordat zij gaan slap hangen, aangegoten worden en wel zoo, dat het gietwater al de aarde in den pot behoorlijk vochtig maakt.

Men neemt een niet te klein stekpotje, brengt daarin drainage, doet er wat aarde in en houdt dan den zaailing er zóó in, dat de zaadkorrel onder den rand komt te liggen. Het potje wordt nu geheel met aarde aangevuld, die goed aangedrukt moet worden, waarna de opgepotte zaailing goed wordt aangegoten.

Op deze wijze plant men den eenen zaailing na den anderen, totdat het bakje gevuld is, waarna de plantjes goed aangegoten worden, waartoe men natuurlijk een fijnen broesgieter moet gebruiken. Men moet de jonge plantjes vooral niet te dicht planten. Heeft men een bakje van 1 Meter lengte, dan zijn 15 plantjes ruim voldoende om het te vullen.

Gedurende dien tijd mogen zij in het geheel niet gegoten en gespoten, en moet elk vochtig worden der wond zorgvuldig vermeden worden. Als voorbeeld van een goed resultaat, wil ik het volgende vermelden. In het voorjaar entte ik den geheel vlak afgesneden nog gezonden kop van een zeer zeldzame Echinocactus-soort op een zaailing van Cereus peruvianus als onderstam.

Het voortkweeken van planten is voor iederen liefhebber zeer belangwekkend. Het wekt niet weinig de belangstelling op, om de kieming der zaadkorrel en het zich ontwikkelen van den zaailing te volgen; om te zien, hoe de pas kort geleden gesneden stek wortels maakt en in betrekkelijk korten tijd tot een zeer schoone plant doorgroeit.

Na 't bedaren van den storm zou er wellicht een zaadje ontkiemen, 't zou de ramp overleven, 't soort redden van algeheelen ondergang en later als zaailing kunnen dienstdoen voor de kinderen van den gestorven zaaier. Het voorbeeld kan anderen lokken die nu zich alleen door hun vrees laten weerhouden om een begin te maken."