Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 13 juli 2025


Want dewijle het voren is vast gestelt, datter geen bescheyden* en eygen beweginge in de slagh-ader te vinden is die juyst alleen past op de minne-sieckte, en dat daerom met omsichtigheyt en 1765 vernuft alle omstandigheden moeten werden overwogen, eer men yet sulcx besluyten kan, soo siet ghy wel hoe los* u op-genomen* kunste gaet. Phi. Mart. Delrio disq. Mag. lib. 4. cap. 5.

Hij is niet van plan zich daarover druk te maken, hij wil dichten naar zijn eigen zin, en, zoo vervolgt hij: Ist dat ic yet scrive hier in, Dat den enen of oec den anderen Niet en ghenoecht, die mach gaen wanderen Ende latent anderen luden lezen . Die zelfbewuste onafhankelijkheid van geest is in dezen vertegenwoordiger der veertiende eeuw eene flauwe voorafschaduwing van later tijden.

Nu moet hij alleen zijn weg gaan en dat bekomt hem slecht: Misdede ic yet, ic wort ghesleghen, Ic most den menighen verdreghen Entaer toe lyden mit hem allen. Soe wye sijn maghen worden tieghen, Die moet van des ghelijcke pleghen, Hem sel veel te lyden vallen .

't is qualick yet te stelen, Wanneer den huys-weert selfs die rolle weet te spelen; Al knaeght de grage* slangh al vry een lange wijl Voor haer en is geen aes te krijgen van de vijl. 760 Wy leeren alle daegh de gront om wel te leven, En wat men aen den buyck of rugh behoort te geven,* Wy hebben inder daet nu menighmael beprouft,* Hoe weynigh dat het lijf tot noodigh voedsel houft.

Het speet* de medeçijn, dat sy de rechte gronden Van dese maeghde-quael had kunstigh ondervonden*; Te meer, vermits hy weet dat oock de klouckste* man Dit uyt geen herte-slagh of ader voelen kan. 260 Maer als hy in gespreck met haer began te treden, Doen gingh Constançe ront*, en gaf hem dese reden: Een maeght van achtien jaer, af-keerigh van genucht*, Die veeltijts sonder slaep geheele nachten sucht, Die, als men slechts begint van vrijers yet te spreken, 265 Verandert in gebaer*, en laet haer woorden steken, Die staegh wil eensaem zijn, en nimmer uyt en gaet, En, schoon al isse jongh, het soet geselschap haet, Die geel en deerlick* siet, en leeft als sonder eten, Wat soo een vrijster schort dat heb ick wel te weten; 270 Ick segge, dat geen salf haer oyt genesen kan, Maer dat haer stil* gebreck vereyst een rustigh* man.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek