Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 mei 2025
Stelling XLVII. De Blijheid welke voortspruit uit de voorstelling, dat iets dat wij haten vernietigd of door eenig kwaad getroffen wordt, is niet zonder eenige Droefheid. Bewijs. Dit blijkt uit Stelling XXVII van dit Deel. Immers voorzoover wij ons voorstellen dat een wezen, hetwelk ons gelijkt, wordt bedroefd, in zoover worden ook wij bedroefd.
XLVII. Hebzucht is onmatige Begeerte en Liefde tot rijkdommen. XLVIII. Wellustigheid eindelijk is Begeerte en Liefde tot lichamelijke vermenging. Toelichting: Deze begeerte tot vermenging pleegt men steeds wellustigheid te noemen, onverschillig of zij gematigd is of niet. LVI v.d. XXIX v.d.
Maar aangezien wij onderstellen, dat iemand datgene wat hij bespot, toch ook haat, volgt hieruit, dat deze Blijheid niet duurzaam is. XLVII v.d. XII. Hoop is een onstandvastige Blijheid, ontsproten uit de voorstelling van iets toekomstigs of verledens, omtrent welks verloop wij in eenig opzicht twijfelen.
Vandaar dat Verlangen inderdaad Droefheid is, tegenovergesteld aan die Blijheid welke het gevolg is van de afwezigheid van iets dat wij haten. Men zie hierover de Opmerking bij Stelling XLVII van dit Deel. Omdat evenwel het woord Verlangen in betrekking schijnt te staan met Begeerte, reken ik deze aandoening tot de aandoeningen van Begeerte.
Hetgeen alles uit de Definities van Liefde en Verstand alleen reeds zóó helder volgt, dat het niet noodig is het nog eens in afzonderlijke voorbeelden aan te toonen. Stelling XLVII. Aandoeningen van Hoop en Vrees kunnen op zichzelf beschouwd niet goed zijn. Bewijs. Aandoeningen van Hoop en Vrees bestaan niet zonder Droefheid. St. XLI v.d. St. XLIII v.d. H.t.b.w. Hoop en Vrees.
Want deze twee bevestigingen staan, voorzoover den Geest betreft, tot elkaar als een bestaand iets tot een niet-bestaand. XXXV en Opmerking v.d. D. en Opmerking v. St. XLVII v.d. Waarom hier dan ook in de eerste plaats valt op te merken hoe licht wij bedrogen uitkomen wanneer wij algemeene begrippen met bijzondere, of abstracte, slechts gedachte dingen met werkelijke verwarren.
De kennis van het eeuwige en oneindige wezen Gods, welke in iedere voorstelling ligt opgesloten, is adaequaat en volmaakt. Bewijs. Het bewijs der voorgaande stelling is algemeen. Vandaar dat al wat ons kennis van het eeuwige en oneindige wezen Gods verschaft, aan alle dingen gemeen en gelijkelijk in een deel als in het geheel aanwezig is. St. XXXVIII v.d. H.t.b.w. Stelling XLVII.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek