Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 20 juni 2025
In het winterkleed zijn ook de voorhals en een deel van de achterwang wit. Het oog is bruin, de snavel zwart, de voet loodkleurig grijs, aan de buitenzijde donkerder. Totale lengte 46, staartlengte 6 cM. Overigens stemt zij nagenoeg geheel met de Gewone Zeekoet overeen. Al deze soorten bewonen de noordelijke zeeën van beide werelden; enkele exemplaren broeden echter in den gematigden gordel.
Als de sneeuw hem verrast, voordat hij zijn dikker winterkleed aangetrokken heeft, gaat hij dikwijls verscheidene dagen achtereen niet van onder de steenen of struiken weg; hij heeft dan veel te lijden van honger en koude. Ook blijft hij in 't veld liggen, wanneer een hevige sneeuwbui hem overvalt.
De Grutto's (Limosa) zijn het naast verwant aan de Ruiters, hoewel het niet te ontkennen valt, dat zij ook op de Wulpen gelijken en aan den anderen kant ook aan de Snippen herinneren. Van deze onderscheiden zij zich echter door de grootere lengte hunner pooten en vooral van het naakte gedeelte der schenkels; voorts hebben zij minder groote oogen, zijn nachtvogels in plaats van dagvogels en dragen een grijs winterkleed, dat van het rosse zomerkleed zeer verschilt. Hun grootendeels met een zachte huid bekleede snavel is langer dan de loop, twee-
In gematigde en zuidelijke gewesten blijft de kleur 's zomers en 's winters in hoofdzaak dezelfde; verder noordwaarts echter verkrijgt de Wezel, evenals de Hermelijn, een winterkleed: wit met bruine vlekken of zuiver wit, echter zonder de fraaie, zwarte staartspits, die den Hermelijn zoozeer onderscheidt.
Het vederenkleed is op de bovendeelen donkerzwart, op den onderhals dofzwart, op de overige onderdeelen wit; de handpennen en stuurpennen zijn zwart; de armpennen hebben aan de spits een breeden, witten zoom. Het oog is donkerbruin, de snavel dofzwart, de voet blauwachtig zwart. In het winterkleed is ook de keel witachtig en de hals donkergrijs. Totale lengte 25, staartlengte 3 cM.
De veeren worden in den herfst gewisseld; het winterkleed, dat dan voor den dag komt, is van boven aschgrauw of blauwachtig aschkleurig en zonder teekening; de onderdeelen zijn wit of witachtig.
Het oog is donkerbruin, de ooglidrand rood, de snavel en de voet karmijnrood. In het winterkleed ontbreekt de kap. Totale lengte 42, staartlengte 13 cM. Zij bewoont een groot deel van Europa, Azië en Afrika en houdt zich hier te lande op van Maart tot October. Zij broedt in koloniën op moerassige plaatsen, nabij meren en plassen, in Zeeland aan de binnenzijde der duinen, alsmede op de eilanden.
Het Groote Sneeuwhoen (Lagopus albus) houdt, wat zijn grootte betreft, ongeveer het midden tusschen het Korhoen en den Patrijs; de haan is 40 cM. lang (staartlengte 11 cM.), het wijfje 2 cM. korter. Het winterkleed van het Sneeuwhoen is wel eenvoudig, maar toch fraai: alle veeren zijn schitterend wit, met uitzondering van de buitenste staartpennen; deze zijn, op het witte wortelgedeelte na, donkerzwart met witte kanten; de zes groote slagpennen hebben op de buitenvlag een lange, bruinzwarte streep. In het bruiloftskleed is de grondkleur kastanjebruin (soms lichter, soms donkerder) met een uit fijne, zwarte streepjes en vlekjes bestaande teekening, welker volledige beschrijving ons te ver zou voeren; alleen de handpennen zijn dan wit als in den winter. Boven het oog bevindt zich een halvemaanvormige, naakte plek, die in den voortplantingstijd bijna kamvormig opzwelt en een karmijnroode kleur verkrijgt. In den loop van den zomer verbleeken de veeren. Vele onderzoekers zijn van oordeel, dat deze Vogel tweemaal ruit: in den herfst zouden alle, in de lente alleen de kleine veeren gewisseld worden. Het vervangen van het winterkleed door het zomerkleed en dit door het winterkleed geschiedt zeer langzaam; dit heeft zelfs aanleiding gegeven tot de meening, dat het Sneeuwhoen viermaal in 't jaar ruit. Amerikaansche onderzoekers zijn echter tot het besluit gekomen, dat de kleine veeren in den herfst niet gewisseld worden, maar eenvoudig verkleuren; deze verandering zou aan de spits van de veeren beginnen en zoo snel voortschrijden, dat zij in 8
In het winterkleed is de kap slechts flauw te onderscheiden en de onderzijde wit. Het oog is bruin, de snavel zwartachtig rood, de voet koraalrood. Totale lengte 28, staartlengte 9 cM. Als brandpunt van haar broedgebied moet men Oost-Europa en West-Siberië aanmerken; van hier uit bezoekt zij in den winter Zuid-Azië, Zuid-Europa en Noord-Afrika.
Verreweg de meeste en tevens de grootste en krachtigst ontwikkelde van de 60 leden van dit geslacht behooren tot de groep der Zeemeeuwen. Bij deze is het verschil tusschen het zomerkleed en het winterkleed gering; hun kop is zoowel 's zomers als 's winters wit. De jongen zijn meestal bruinachtig van kleur, de ouden wit met grijze of blauwachtig zwarte vleugels en rug.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek