Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juli 2025
Toen de oude man sliep, vulde het meisje een pot met water en kookte eenige boonen. Den volgenden morgen wekte zij haar vader en verzocht hem een paar ossen voor den ploeg te spannen en langs den weg te gaan ploegen, waar de tsaar voorbij zou komen.
Het werk, waarmede Kerel zijn kracht ontwikkelde, was stieren voederen, het veld bebouwen, met wagens rijden, en den ploeg besturen. Eens kwam er een bruid in de woning van Kerel. Aan haar gordel hingen sleutels, en over haar lange kleed van geitevellen droeg zij een mooien mantel. Het meisje heette Snaartje. Zij deelden samen hun bezit, en woonden als echtpaar bij elkander.
De rijweg was daarbij zoo beschadigd, dat men hem niet berijden kon, en de barsten waren zoo talrijk dat het niet mogelijk was, de paarden voor den ploeg er over te laten gaan, om den grond te herstellen. Het verschoven stuk grond was meer dan honderd meters lang en breed. De planten waren half April in vollen groei en konden dus niet meer verplant worden.
Zonder hoop en zonder ergens een toevlucht te kunnen vinden, liet de boer zijn ploeg in den steek en verliet het ouderlijk dak.
Met haar bergen en bosschen scheen zij slechts een akker te zijn, waarin de ploeg zijn voren getrokken had; al spoedig geleek zij nog slechts op een platte landkaart met onduidelijke lijnen, en eindelijk was zij geheel in wolken en nevelen gehuld. Gedurig hooger vlogen de arenden, opwaarts in de lucht.
In Britsch-Indië was het eene vrouw, Lady Dufferin, die hare stem over deze kwestie luide deed klinken, en toen de Britsche regeering niet spoedig genoeg handelend optrad, zelve de handen aan den ploeg sloeg en een fonds bijeenbracht, dat na haar dood het Lady-Dufferinfonds werd genoemd, waaruit zij al vast begon vrouwelijke doctoren aan te stellen en kleine hospitaaltjes te stichten.
Niet meer, als in de 11de eeuw, waren de Zuidnederlandsche ridders op het land wonende grondbezitters, die in vredestijd hunne goederen bestuurden en zelf wel eens de hand aan den ploeg sloegen; die, eenvoudig gekleed en gewapend, op zijn best een wachttoren op een heuvel bewoonden, omgeven door een muur van ruwe steenen.
Vernielt het uw waard, Gij wint weder aard, En mist gij de kielen, De ploeg met zijn wielen Weer overvloed baart. O land, dat zoo strijdt, Wie kan u vernielen? Gij wint, als gij lijdt. Maar die onafgebroken kamp heeft ook den strijder gestaald, hem geleerd, nooit den moed op te geven; hij heeft hem gebracht tot volharding.
Hiervoor eenige betaling te geven, zou algemeen als een beleediging worden aangemerkt. Maar naast dien aloen-aloen, of elders, liggen Sawah's die op den ploeg wachten, of op een leiding die het water daarheen moet voeren, dikwyls van mylen ver ... deze Sawah's behooren den Regent.
Was 't dáárom, dat 'k den welluid niet meer vond waarmee voorheen de liefde-liedren vlooten, hoewel nooit scherper ploeg van leed om liefde den weeken harte-boodem dieper kliefde?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek