United States or Italy ? Vote for the TOP Country of the Week !


De oogen zijn levendig geelbruin, gedurende den paartijd bij het mannetje cochenille-rood, het ooglid is koraalrood, de snavel donkerblauw, de poot lichtgrijsachtig blauw. Totale lengte 19.5, staartlengte 8.5 cM. Het wijfje is gemakkelijk te herkennen aan de gevlekte onderzijde.

De huid is zeer dik en, met uitzondering van den genoemden voorhoofdsknobbel, van den halskam, en van den staartkwast, overal gelijkmatig lang behaard; De grondkleur is vaal zandkleurig geel; op den rug wordt zij iets donkerder, aan de onderzijde neemt zij een witachtige tint aan; de tamelijk groote vlekken hebben een onregelmatigen vorm en een meer of minder donkere, roestbruine kleur; zij staan zoo dicht bijeen, dat de lichtere grondkleur op een netvormige teekening gelijkt.

Wanneer men ze met room wil vullen, ga men te werk als volgt: Men vormt de baisers tusschen twee lepels als eijeren, bestrooit ze met suiker, en zet ze op de plaat, in den oven, om zeer langzaam op te droogen. Als zij geheel droog en geelachtig van kleur zijn, neemt men ze van de plaat af en aan de platte onderzijde schept men er, met een lepel, het inwendige uit.

Eenige dezer bijv. de Streptocarpus Wendlandii, bezitten slechts één enkel blad, dat op een zeer kort vleezig stengeltje staat, over den potrand heen hangt en een lengte van 60 cM. bij een breedte van 40 cM. kan bereiken. Dit aan de bovenzijde matgroen en aan de onderzijde violetpurper gekleurd blad, wordt over zijn volle lengte door de forsch ontwikkelde middennerf doorsneden.

Hij is groot, slank en fraai gebouwd, isabelkleurig, aan de onderzijde lichter, met duidelijk herkenbare rugstreep en schouderkruis en eenige meer of minder duidelijke dwarsstreepen aan de buitenzijde van den benedenvoet. De korte manen staan overeind, de staartkwast is dik en lang.

De weeke tong ligt met haar geheele onderzijde vastgegroeid, onbeweeglijk in de onderkaak. De verbazend groote onderkaaksbeenderen wijken van achteren ver uiteen en hebben nog een buitenwaartsche bocht vóór het gewricht, dat hen met den schedel verbindt; de vloer van de mondholte heeft hierdoor den vorm van een ontzaglijk grooten lepel.

Het ruige vel wordt glad, de breede ooren worden gespitst, loerend gaat hij op de achterpooten staan, vervolgt daarna vlug huppelend of loopend zijn weg, of klimt met een behendigheid, die men niet van hem verwacht zou hebben, niet alleen bij schuins geplaatste en loodrechte stammen naar boven, maar ook over horizontale takken, zoowel langs de bovenzijde als langs de onderzijde.

Wegens hun onuitroeibare roofzucht houdt men ze gewoonlijk in een kooi of vastgebonden aan een touw. De grondkleur van het fraaie, zachte vel is van boven en aan de zijden vaal geel en, evenals bij de meeste overige Katten, aan de onderzijde wit. De romp is met verscheidene overlangsche reeksen van donkere vlekken geteekend. Kleinere vlekken versieren de pooten en den buik, ringen den staart.

Bij het jong zijn de bovendeelen grijs, roestgeel en bruin gevlekt; de grijze vederen van de onderzijde hebben roestgele randen. Het oog is bruin, de snavel en de voeten zijn zwart. De lengte bedraagt 24 cM. De Gekraagde Roodstaart bewoont een uitgestrekter gebied dan zijn verwant; hij ontbreekt in geen enkel land van Europa.

Een middelmatig lange, gladde beharing bedekt het geheele lichaam en is alleen in de nabijheid van de spits van den snuit een weinig overvloediger. Bovendien, komen vóór en boven de oogen lange snorren en onder de oogen enkele borstelharen voor. De kleur van de vacht is roodachtig bruin; de rand van de bovenlip en de geheele onderzijde van 't lichaam alsmede de binnenzijde van de pooten zijn wit.