United States or Comoros ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat hun uiterlijk betreft, verschillen deze Arnauten zeer van hunne naburen de Slawen, de Walachijers en de Nieuw-Grieken. Het zijn meestal menschen van eene hooge gestalte en van een krachtigen, gespierden lichaamsbouw, met langen hals en gewelfde borst. Hunne gelaatstrekken reeds, verraden de moedige, nimmer door slavernij getemde, mannen.

Deze ondeugden der Nieuw-Grieken zijn dus ook uit de oude tijden naar onze dagen overgebracht. Aan den anderen kant munten, trots de onderdrukking en het slavenjuk der Turken, de Nieuw-Grieken nog heden ten dage even als de Ouden uit door levendigheid van gevoel en phantasie, gemoedelijkheid, scherpte van geest en vroolijkheid!

Derhalve is het ook zeer begrijpelijk, dat de hedendaagsche Nieuw-Grieken in hunne overleveringen spreken over de roemrijke verrichtingen hunner voorvaderen, als over daden van een Titan-geslacht, en dat zij in hunne sagen al datgene wat hun van dat geslacht ter oore kwam, vermengden met de mythen van de wereld in rep en roer brengende Cyclopen en reuzen.

Niet minder antiek is de kleeding der Nieuw-Grieken, waarmede zij hun slank lichaam tooien. Oude schilderstukken en beeldhouwwerken bewijzen ons voldoende, dat wat wij nu Oostersche of Nieuw-Grieksche kleeding noemen, in menig punt niets anders is, dan de ook bij de oude Hellenen gebruikelijke kleedij.

De Nieuw-Grieken toonen op een hunner voorgebergten den grafsteen van zulk een Oud-Griekschen Titan, dien zij "Hellenos" noemen.

Het allerminst erkent men den verheven, vaderlandslievenden, spoedig in geestdrift ontstokenen, tot de schoonste deugden in staat zijnden nationalen geest der oude Hellenen, in het karakter der tegenwoordige, als sluw en in handel en wandel slecht te boek staande Nieuw-Grieken. Maar ook hierin hebben zij veel meer overeenkomst met de ouden, dan de algemeene meening wel toegeven wil.

Hunne rijke, smaakvolle kleeding draagt er niet weinig toe bij, den Albaneezen iets schilderachtigs en indrukwekkends te geven. Zij mag bij de Arnauten oorspronkelijk en van dezen op de Nieuw-Grieken overgegaan zijn.

De beschouwingen der Nieuw-Grieken over het leven na den dood, wel verre van voor de christelijke leer van het paradijs en de hel geheel geweken te zijn, toonen zich in de poëzie dezer natuurkinderen zeer antiek, en dit alles laat zich alleen verklaren uit een rechtstreekschen, door gedurende eeuwen bewaarde overleveringen, zamenhang met den heidenschen ouderdom.

Niet minder dan bij de kleederdrachten, laten zich ook bij andere gebruiken en zeden der Nieuw-Grieken, zulke duidelijke overblijfselen uit de oudheid aanwijzen, dat men dikwijls in de verzoeking komt te gelooven, dat er in velerlei opzicht bij hen sedert 2000 jaren weinig veranderd is.

Intusschen moet men deze kunstproducten en talenten der Nieuw-Grieken, in vergelijk met die welke hunne voorvaderen ons achterlieten, nog zeer gering schatten en niet meer dan als eene kiem beschouwen op den grond, waarop eens zoo rijk de muzen bloeiden.