Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juni 2025
Maar nu mijnheer Holmes eenmaal door u in het vertrouwen is genomen, zou het inderdaad al te gek zijn, indien wij niet van zijn diensten zouden gebruik maken. In plaats van naar de herberg te gaan, mijnheer Holmes, zal het mij aangenaam zijn, wanneer u bij mij op Holdernesse Hall zoudt willen logeeren."
Dat is voornamelijk het geval in de streek tusschen Holdernesse Hall en de school." Later merkte Holmes aan, na het terrein nogmaals te hebben opgenomen: "Met dat droge weer behoeven wij elders niet naar sporen te zoeken, dat zou vergeefsche moeite zijn, maar op dat punt is vrij zeker een of ander spoor achtergelaten.
Ik zou je graag twaalf gulden willen geven voor het leenen van een fiets." De herbergier spitste de ooren. "Waar wil je heen gaan?" "Naar Holdernesse Hall." "Lieden van den hertog, is het niet?" zei de herbergier, onze met modder bevlekte kleederen met een ironischen blik beschouwend. Holmes lachte goedhartig. "In elk geval zal hij blij zijn, wanneer hij ons ziet." "Waarom?"
Wij klauterden van heuvel tot heuvel, tot wij na eenige oogenblikken een punt bereikt hadden, waar wij de raadselen van de herberg konden zien. Niemand bewoog zich buiten het huis en Wilder's fiets stond tegen den muur. Langzaam werd het duister, nadat de zon verdwenen was achter de hooge torens van Holdernesse Hall.
De hertog dacht een oogenblik na met een uitdrukking vol verrassing op zijn gelaat. Vervolgens opende hij een deur en bracht ons in een kamer, die dienst deed als museum. Hij ging ons voor naar een glazen kast en wees op het opschrift. "Deze ijzers," luidde het, "werden in de grachten van Holdernesse Hall gevonden.
Om elf uur wandelden wij den volgenden dag door de beroemde eikenlaan van Holdernesse Hall en wij werden, na binnengeleid te zijn, gebracht naar het studeervertrek van den hertog. Daar vonden wij den heer James Wilder, hoffelijk en deftig, maar toch droeg zijn gelaat nog de sporen van den wilden schrik van den vorigen nacht en in zijn oogen was nog iets van den doorgestanen angst te lezen.
Wij waren van den weg afgegaan en wilden den heuvel opgaan, toen ik uit de richting van Holdernesse Hall een wielrijder in volle vaart zag naderen. "Bukken, Watson," riep Holmes en met zijn hand drukte hij mij op den schouder. Nauwelijks waren wij onzichtbaar geworden, of de man snorde langs ons.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek