United States or Dominica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een fraaie, donkerbruine kleur heeft de overhand; deze gaat aan de onderzijde in donker okergeel, aan de pooten in vuil wit, op het voorhoofd in licht grijsbruin, in de buurt van de oogen in grauwzwart over. Volgens de metingen van Elliot, bedraagt de totale lengte van een geheel volwassen stier van deze soort 3.8 M., de lengte van den staart 85 cM., de schouderhoogte 1.86 M.

Bij de oude mannetjes heeft een fraaie aalbessenroode kleur de overhand; de keel is lichter van kleur en de roodgrijze vleugels hebben twee witachtige dwarsbanden. De slagpennen en stuurpennen zijn zwartachtig met lichtgele randen. Het oog is donkerbruin, de snavel vuilbruin, aan de spits zwartachtig, de ondersnavel lichter dan de bovensnavel, de voet grijsbruin.

In het voorjaar vliegt het mannetje met tusschenpoozen regelrecht omhoog, schiet daarop schielijk weer naar de laagte en laat gedurende dit bedrijf zijn eenvoudigen, tamelijk zachten, maar niet onaangenamen zang hooren. Zijn nest staat op den grond en bevat 5 of 6 grijs- of geelachtig witte, aschgrauw en grijsbruin gevlekte en gemarmerde eieren.

Zoowel de baard als de manen zijn witachtig grijs, het aangezicht is vaalgrijs, overigens is het lichaam roodachtig grijsbruin. Het is veel slanker en hooger op de pooten dan zijne verwanten; het onderscheidt zich echter van deze vooral door zijne hoektanden, die wegens de buitengewone lengte, welke zij bereiken, aan hoornen herinneren.

De kop is, evenals de bovenzijde van den romp, roodachtig grijsbruin, de onderzijde wit. De Groote Hazelmuis, die reeds in den ouden tijd aan de Romeinen onder den naam Nitela bekend was, behoort hoofdzakelijk thuis in de gematigde gewesten van Middel- en West-Europa.

Op het midden van den rug, vooral echter aan den nek en op het achterlijf, is de kleur het donkerst, ook de haren van den staart zijn gewoonlijk donkerder dan die van de zijden van den romp. Aan de buikzijde gaat de kleur in grijsbruin over. Een kleine, lichtgele of witachtige vlek bevindt zich aan de keel; de bovenlip is van voren, de onderlip over hare geheele lengte wit.

De lichaamslengte bedraagt, met inbegrip van den 50 cM. langen staart, 3 M., terwijl de schouders 1.4 M. hoog zijn. Zij hebben twee achter elkander geplaatste, betrekkelijk korte hoornen en komen, wat hun gebit betreft, met de dieren der vorige groep overeen. De huid is verspreid borstelig behaard en grijsbruin van kleur.

In den winter zijn alle bovendeelen, de hals en de kop grijsbruin, de borst, de buik, de stuit en een streep aan weerszijden van het voorhoofd wit. In den zomer heeft het voorste gedeelte van het lichaam tot over de schouders, den rug en de zijden van den romp een roestroode grondkleur; de rug en de vleugels hebben dan zwarte, dwarse vlekken en banden.

Totale lengte 17, staartlengte 6 cM. De kop, de nek en de onderdeelen hebben dezelfde kleur als bij de vorige soort, de wangen zijn van achteren donker grijsbruin, de veeren van den onderbuik witachtig grijs, de slagpennen en de stuurpennen benevens hare bovendekveeren grijsachtig zwart met roodachtig grijzen zoom, de onderdekveeren van den staart zwartachtig grijs met witte, roodachtig getinte spitsen.

Voor den mensch koestert hij weinig vrees en kan daarom gemakkelijk op zijn zitplaats geschoten of in vallen met een lokaas gevangen worden. Zijn vederenkleed is aan de bovenzijde grijsbruin, met langwerpig ronde, witte stippels geteekend, aan den onderbuik geelachtig wit zonder vlekken.