Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juni 2025
De talrijke vloot was de havens van de Dwina uitgezeild, zoodra de tijding was gekomen dat het ijs in de golf begon te smelten; maar toen de schepen den zoogenaamden Gorgel het kanaal dat de Witte-zee met de Poolzee verbindt waren binnengeloopen, keerde de wind plotseling van het noorden naar het zuiden; in een oogenblik zagen de schepen zich nu van alle zijden omringd en ingesloten door ijsschotsen, die met geweld tegen elkander botsten.
De bovenzijde is olijfgroen, de onderzijde lichtgeel; de bovenkop, de keel, een naar achteren smaller wordende streep, die over de geheele onderzijde loopt, en een boogvormige streep, die zich van den gorgel tot aan den achterkop uitstrekt, zijn zwart, de slagpennen en de stuurpennen blauwgrijs, de zijden van den kop en een dwarsstreep over de vleugels wit.
Zijn kleed is zeer bont van kleur. Een smalle band rondom den snavel, de teugel, het midden van de kruin en de achterkop zijn donkerzwart; de voorkop, het achterste gedeelte van de wangen en de keel zijn schel karmijnrood, de slapen en het voorste gedeelte van de wangen wit, de nek, de schouders en de rug geelachtig, de krop en de zijden van de borst licht roodachtig bruin, de gorgel, de staartwortel en de nog niet genoemde onderdeelen wit; de eerste slagpennen zijn over haar geheele lengte donkerzwart, de overige aan de buitenzijde hooggeel op het derde gedeelte, dat het dichtst bij den wortel gelegen is, en vóór de spits met een naar achteren zich vergrootend witachtig schildje versierd.
Nooit hebben we met elkaar omgang gehad. En toch, toen ik vernam, veertig jaar later, dat de bliksem was geslagen is dit lieve nestje van huwelijksgeluk, toen ontroerde me dit smartelijk. Het was of een zingend vogeltje opeens de gorgel was dichtgeknepen. Leeft hij nog? Leeft het kindje nog, het blijde kraaistemmetje. Het is voorbij, alles voorbij. En toch leeft het nog.
Dat stiet hij, met een schor geluid, In 't eind den moeden gorgel uit. "Tot morgen!" zeide zij en gingen Naar hunne loovertenten toe. Een omtrek nog van Bontekoe: Hij boog zich voor den Heere neder Vóór dat de slaap zijne oogen look, Een vol gemoed is dubbel teeder En Guurtjens beeld verscheen hem weder, En voor zijn Guurtjen bad hij ook!
Reeds storten lijk by lijken, En stervende, op elkaâr, die in hun bloed bezwijken; Hier, door een felle schicht genageld aan den grond; Daar, maehtloos uitgestroomd in 't vloeien van hun wond; Met knie of heup verlamd, en kruipende op de handen, Of worstlend met de dood, gehaakt in de ingewanden; En brakende in den gulp die keel en gorgel stikt, De long en 't purpren bloed, tot éénen klomp verdikt.
De kop, de keel, de gorgel, de borst en de buik zijn meer of minder levendig rood, van voren met een tint, welke tusschen die van menie en die van aalbessen afwisselt, op de wangen met een grijsachtig, op de keel met een aschgrauw waas overtogen, de veeren van den rug grijsrood, die van den onderbuik helder aschrood of witachtig met grijsroodachtig waas; de slagpennen, bovendekveeren met vleugel en staart en stuurpennen zijn grijsachtig zwart met roodachtig grijzen zoom.
Anderen berichten, dat de ganzen zijn schuilplaats verrieden, toen hij zich had verborgen, ten einde zich aan de bisschoppelijke waardigheid te onttrekken. In Gelderland, Overijssel enz. werd de gans 4 weken te voren gekocht en dan gemest; befaamd waren de ganzenmarkten te Deventer en Zwolle. Sommigen pilden de beestjes, d.i. duwden hun meel-ballen tot barstens toe in den gorgel.
In 't middelpunt der aard, in onverstoorbre nacht Van tastbre dampen, die, uit gisting voortgebracht, Met stinkend luchtmoeras haar holle buik doordringen, De borst benaauwen; en den gorgel samenwringen, En vlammen scheppen, maar verschroeiend, zonder schijn, Doch blaakrend voor 't gevoel met onverdraagbre pijn, Daar 't oog by eigen licht, in 't duister uitgeschoten, De jamm'ren scheemrend raamt, hier stroomende uitgegoten.
Daar lag met het aangezicht ter aarde een mensch, die uit het hoofd scheen te bloeden. In zijnen gorgel ratelde de adem als van iemand, die in doodstrijd verkeert. "Hij leeft nog!" riep de baanwachter. "Daar, Mie-Wanna, houd de lantaarn, dat ik den ongelukkige hulp toebrenge, indien het nog mogelijk is."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek