United States or Maldives ? Vote for the TOP Country of the Week !


Achter hen reed de Overste met zijn Edelen, allen sierlijk in fluweel, zijde en laken gedost, de beenen in hooge, wijde kaplaarzen, het hoofd bedekt met den smal geranden fluweelen hoed, en om de schouders den korten Spaanschen mantel. Dan kwam de vaandrig met ontplooid vaandel, dat geel en groen gestreept was en op de gele baan het roode Andrieskruis vertoonde.

De oude Heer, die met onzen vriend bij den stuurstoel genaderd was, scheen het met dezen eens te wezen; doch minder driftig en geëmpresseerd dan hij, vond hij het niet noodig, zoo terstond weêr in de kajuit neêr te dalen, maar keek terwijl hij den rand van zijnen breed geranden hoed nog met zijne hand verbreedde, met een zeer deftig gelaat het luchtruim in, als wilde hij zich oriënteren, welke manoeuvre, door Torteltak nagevolgd wordende, hem, die zijne hand niet gebruikte, en geen breeden rand om den hoed had, belet werd door de stralen der helderschijnende zon.

Doch men meende het met die gelijkenis ook zoo ernstig niet; terwijl het geoorloofd is het er voor te houden, dat Victor Hugo zelf, indien hij op eene ochtendwandeling in de Duinendaalsche dreven een reeds bejaard, doch forsch gebouwd heer ware tegengekomen, gekleed in een donkerbruin fantasie-gewaad en met een breed geranden luchtigen panama op het hoofd, volstrekt niet gedacht zou hebben, zijn ander-ik tegen het lijf te loopen.

Gij vergist u; het is de vriend van iemand, met nog lager, nog breeder geranden hoed, met lange, maar schoone, gekrulde haren, met een nog dikker, maar ook mooier stok, met een nog korter, maar fluweelen jasje, en nog bonter pantalon. En die iemand is een schilder. Deze is zijn alter ego, zijn onafscheidelijke, zijn jakhals, zijn bewonderaar, zijn namaaksel, zijn overdruk, zijne schaduw.

Met dit doel voor oogen zette hij dus zijn breed geranden hoed op, wikkelde zich in zijn wolkenmantel, en trok naar Jötun-heim. Op weg naar de woning van den reus kwam hij voorbij een veld waar negen leelijke kerels bezig waren met hooien.

Het zijn meestal jonge, krachtig gebouwde menschen, gekleed zooals het doelmatigst is bij het rijden over klippen en door doornig struikgewas, een breed geranden, slappen hoed, een grijs of bruin pak van een touwachtige stof, rijbroek en rijlaarzen, en in de hand de onvermijdelijke zweep van nijlpaardeleer. Er was ook een dame bij het gezelschap.