Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 mei 2025


Immers zoodra hij met bevrediging in het betrekkelijke en in den zinnenlust verwijlt, doet Faust afstand van zijn ware menschelijkheid. Mefisto, de negatieve, acht dit mogelijk, daar hij den inhoud van het menschelijk wezen niet begrijpt. Indien maar Faust's geest zich een weinig beperken wil, meent hij, is het geen reuzenwerk hem te voeren tot die zelfvoldaanheid waarmee hij ten ondergaat.

Indien ja, dan is eenerzijds Mefistofeles overwonnen, omdat niet in de verlokkingen van dezen, maar in Faust's eigen gevonden en geschapen taak zijn drang vervuld is. Mefisto heeft Faust in de wildernis gevoerd.. Nu heeft hij zelf uit de wilde zee een bewoonbaar en vruchtbaar land geschapen! Anderzijds heeft toch Faust een voldoening gevonden beneden het Oneindige.

Mefisto heeft zich aan Faust onmachtig gemaakt, doordat Faust in de volgzaamheid aan zijn leidsman, zichzelf tegen hem heeft vastgehouden, de weddenschap op geene wijze verliezende. Eindelijk is het positief beginsel in Fausts natuur voldoende tot eigen kracht van daden gerijpt, zoodat Mefisto niet meer den weg behoeft aan te wijzen, doch alleen als Faust's dienaar kan blijven geduld.

In den mond der kleinere geesten is Faust's klacht de uitspraak van het zelftevreden intellekt, dat nu met zijne wetenschap van het niet-weten een eindpunt heeft bereikt. "Que sais-je" vraagt Montaigne en wordt door zijn onwetendheid niet verontrust. Hij was een verstandig mensch en een elegante geest, niet zonder bekoring; maar hij was geen Faust.

Dit is dus de vrucht van Faust's scholing door de klassieke kultuur, dat hij leert innerlijk maatvol zijn, en dat zijn strevende werkzaamheid daardoor planmatig en doelmatig wordt. Maar het huwelijk met Helena is leerschool en niet meer. Evenmin als een leerschool is het tot bestendigheid beschikt.

Het meisje, wier leven door den storm van Faust's hartstocht verwoest wordt, staat niet als een vreemdeling buiten Faust, maar houdt verband met de aardsch-nederige en tevredene zijde van Faust's eigen karakter. Het levensproces eens menschen is een proces in de ziel en de dichter stelt het in beelden voor en laat het dus buiten den mensch voorvallen.

Maar in deze beelden ligt de aanduiding van de worstelingen des karakters. Faust's karakter heeft de lieflijke, humane zijde evenzeer als de titanische, maar zij is geen hoofdeigenschap en zal dus door den oneindigen drang worden aangestormd. De behoefte aan levensgeluk is hem gelijk allen menschen eigen.

Zal Faust tot uitvoering der zedelijke daad komen, dan moet dit huwelijk achter hem liggen, al is ook de leering, daarin ondergaan, van blijvende beteekenis. Zoo zien wij Helena aan Faust's armen ontzinken. Wat zij hem verwekt heeft is de poëzie. Immers deze is niet anders dan maatvolle gedachte en Goethe noemt haar Euforion.

In het tweede poëem is Faust zijn eigen meester en betreedt door eigen streven den weg van het levensheil. Faust's moraliteit is dus: zichzelf te zijn, en het aktueel beginsel van zijn streven is het besluit tot de levende daad.

De zinnenbegeerte van Faust is geheel anders dan Mefistofeles bedoelt. Zij stamt uit den oneindigen drang naar zielsverzadiging en kenmerkt zich door voorbijstreving van haar doel. Zij wil niet genieten, maar zich verliezen. Tevoren was Faust's leven ontbering; nu wil hij niet-ontberen en zijn geweldig streven tot het uiterste der gevoels-spanning voortzetten en in zielsverrukking sterven.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek