Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 juli 2025
De jonghe joncfrou Damiet: Waer ic te Damast int conincrijc, Esmoreit wel scoene man, Soe soudic haer bat gheliken dan; Maer nu sta ic als een pilgherijm. De jonghelinc: O Damiet, vrouwe mijn, Ende sidi dit, wel edel wijf? Mijn herte, mijn ziele ende mijn lijf Met rechten in vrouden leven mach, Want ic niet liever gast en sach. Die noit op eertrike was gheboren.
Ay, haer herte es al vol eren, Ende van haren live so reine, Ic weet wel, si en dade haer niet te cleine Om al dat goet van eertrike: Dat weetic wel waerlike. Si es so edel van ghedacht. Reinout, haest u al u macht, Ende vaerse soeken oost ende noort, Ende suut, west, also voort Totter tijt, dat ghise vint, Wantse mijn herte met trouwen mint; Mijn oghen nie liever wijf en saghen.
Dat JAN VAN LEEUWEN was zooals hij was, moet zeker goeddeels worden toegeschreven aan den invloed van zijn prior, van den man dien hij vereerde meer dan een heilige, die voor hem was "een seraphin in hemelrike, den hoechsten enghelen ghelike", die zijne "edele gloriose leringhe al eertrike dore ghesaeit ende ghespraeit" had van JOHANNES RUYSBROECK, wiens werk hier reeds meer dan eens even zichtbaar is geworden, zooals een kerktoren bij eene nieuwe kromming van den weg.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek