United States or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als hij toornig is, beweegt hij zijn met diepe rimpels doorploegde voorhoofdshuid schielijk op en neer, steekt den snuit vooruit en trekt de lippen samen, zoodat de mond een kleine, cirkelronde opening vormt. In vrijen toestand leeft hij in bergachtige streken, op rotsen; hij weet zich echter ook op boomen te redden.

Eindelijk bemerkte ik in een helder oogenblik den stoutmoedigen kapitein weer, die zich aan een der vinnen van het dier had vastgeklampt, den buik van het monster met dolksteken als doorploegde, en hem toch den beslissenden stoot niet in het hart kon geven.

Zij bleven aan de oppervlakte van het zieleleven. De geschriften der tijdgenooten van Rousseau muntten uit door lichtheid, gratie, doorschijnendheid, maar zij allen hebben, met uitzondering van Buffon, iets droogs, vervlakts, magers. En ook zij bleven aan de oppervlakte. Rousseau doorploegde de velden der taal veel dieper dan een hunner, omdat hij de velden van het hart dieper doorploegde.

De verwarde grijze lokken, de puntige neus en kin, de ingevallen mond, de tanige, diep doorploegde wangen.... Wel! dacht ik: indien zij met dit nachtelijk avontuur haren eigen eerbaren naam niet vreest te verspelen de mijne loopt er zeker geen gevaar bij. »Gaarne, mevrouw!" riep ik: »recht gaarne. Uwe bereidwilligheid is inderdaad.... Als gij ooit in Rotterdam mocht komen "

Het is begrijpelijk dat hij, die elegante klaarheid boven alles stelde, hij vergeleek zichzelf eens bij een beekje, helder maar ondiep, het hartdiepe zwaarmoedige genie, de doorploegde en dikwijls oratorisch-gezwollen stijl van Rousseau niet kon waardeeren. Rousseau daarentegen bleef levenslang getrouw aan zijn waardeering voor de letterkundige gaven van Voltaire.

Doch neemt, voordat we ons aan Gods edele gaven laven uw getijdenboek en laat ons met een kort gebed beginnen." "Getijdenboek?" gaat het fluisterend door den kring en de oogjes in de welgedane, waardige gezichten flikkeren van hulpelooze verlegenheid. "Ja, het getijdenboek!" Het door strenge lijnen doorploegde gelaat van den verstandigen abt beschouwt zwijgend de broeders.

Daar beneden is een vale, grijze, schijnbaar doorploegde vlakte, doodsch, naakt, kaal. Noch vogel, noch insect, noch vlinder, noch mensch, noch dier ziet ge ergens. Zeldzaam dwalen verwilderde paarden in dit kraterdal. Zoo ze er zijn, als ge op den kraterwand bij Moenggal staat, gewis zoudt ge ze voor mieren aanzien, want afstand en hoogte zijn groot.