United States or Aruba ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij is juist gelijk uwe bierkruik daar, haar hals is naauw, doch in haar buik kunnen wel duizend groote booten liggen; maar wij hebben geene burgt, noch burgtwapenen, om de roofschepen er uit te houden. Dan moest gij er eene maken, zeide Friso. Goed geraden, antwoordden de Jutten; maar wij hebben geene ambachtslieden, noch bouwgereedschap; wij alle zijn visschers en jutters.

De eersten noemden zich Moederszonen, en de anderen noemden zich Vaderszonen; maar de Moederszonen werden niet geteld; want omdat er vele schepen gemaakt werden, was hier overvloed voor de scheepmakers, smeden, zeilmakers, reepmakers en voor alle andere ambachtslieden. Daarenboven brachten de zeekampers allerhande sieraden mede.

De huizen der Klauwaards waren gesloten, niemand dreef enige koophandel, en alles, behalve de roerige soldeniers en laffe Leliaards, alles scheen in de stad voor eeuwig te slapen. De ambachtslieden zonder werk zijnde, konden de schattingen niet opbrengen, en waren genoodzaakt zich te verbergen om de vervolgingen van de Tolheer Jan van Gistel te ontgaan.

Veel ambachtslieden klaagden bij Jan van Gistel dat zij, niets winnende, de tol niet konden betalen; maar de verbasterde Vlaming luisterde niet naar deze rede, en wilde de schatpenningen met geweld doen lichten: een groot getal Burgers werden in de gevangenissen gesmeten, anderen ter dood gebracht.

Hoe groot ook de moed en de behendigheid der ambachtslieden was, konden zij echter uit oorzaak hunner slechte standplaats, het geweld van die felle aanval niet wederstaan.

Zoo waren in zijn ideaal-wereld de trekken saamgesmolten van vele anti-kapitalistische, voor-kapitalistische ontwikkelings-trappen der menschheid. Maar wat in de eenheid die hij uit veelheid vormde overheerschte, was toch het klein-burgerlijk wezen eener maatschappij, gegrond op kleinbedrijf en handwerk, een maatschappij van kleine bezitters, boeren en ambachtslieden.

Om de citadinanza of het burgerrecht te verkrijgen, moet men minstens vijf-en-twintigduizend francs aan vaste goederen bezitten, geen kleinhandel drijven, en nimmer eene onteerende straf hebben ondergaan. De derde stand bestaat uit de scheepsgezagvoerders, de kleinhandelaars en winkeliers, en eindelijk uit de ambachtslieden.

Het mocht een schoon denkbeeld heeten, dat in de Rederijkerskamer de nederige ambachtsman zich eene plaats kon verschaffen naast den vermogenden handelaar of den deftigen regent: dat, waar alleen iemands letterkundige verdiensten in aanmerking kwamen, de winkelier Vondel of de smid Krul eene hoogere plaats innamen dan deze of gene Schepen of Commissaris; maar niet alle winkeliers en ambachtslieden, die in de Kamer werden opgenomen, waren mannen van bekwaamheid en studie als Vondel en Krul.

De Deken der wevers antwoordde niet; hij bleef nog in diep gepeins op de vijandlijke werken staren, en telde nauwkeuriglijk de grote stormtuigen die in menigte gebouwd werden. Alhoewel de omstaande ambachtslieden op zijn gelaat de voortekens zijner woorden poogden te lezen, konden zij niet dan koude bedenking er op vinden.

Jérôme wist niet wat te doen, daar het kind uit alle macht schreeuwde alsof het begreep, dat er hulp was komen opdagen en het die gelegenheid niet voorbij moest laten gaan. Terwijl Jérôme bij zich zelf overlegde wat hem te doen stond, voegden zich andere ambachtslieden bij hem en men was het eens, dat hij het kind bij den commissaris brengen moest. Het huilde maar altijd door.