Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 juni 2025


Deze visch heeft een platten, ronden kop, en het achterlijf is met beenachtige platen bedekt; zijn bek is tandeloos; vrij ontwikkelde borstvinnen zitten aan zijn staarteloos lichaam. Dit dier behoort wel tot eene orde, waaronder de natuurkundigen den steur hebben gerangschikt, maar het verschilt er van in sommige gewichtige punten.

De romp is breed van borst, in de schouders veel hooger dan in 't kruis en langs de middenlijn een weinig ingedeukt; aan de voorzijde vallen de bijna rechthoekig uitstekende schouderbladen sterk in 't oog; van achteren is de romp zeer sterk versmald, zoodat men van het achterlijf in 't geheel niets bespeurt, wanneer men het dier recht van voren beschouwt.

Zwart-glanzig stuurde de knecht zijn paard vast aan. Hij hield in zijn knookvuist den lantarenstok, zoo een lans in rust wordt gedragen, nu ook het achterlijf van den hengst heenhobbelde, rozig als besneeuwd, bebaldakijnd onder den nasleep van den mantel. De lantaren binnen, omraamde rood het portiek; schuw blauwde het in de steeg.

Als in alle berglanden, bestaat de rijkdom der dorpelingen in hunne kudden: hunne prachtige schapen munten niet alleen uit door den malschen smaak van hun vleesch en de fijnheid van hunne wol, die voor de vervaardiging van tapijten wordt gebruikt, maar vooral ook door den geweldigen omvang van hun ronden staart, die het geheele achterlijf bedekt en somwijlen, ten gevolge van de mesting, zoo zwaar wordt, dat de herders genoodzaakt zijn, dien reusachtigen staart op een klein wagentje te laten rusten.

De larven en poppen zijn bij de onderscheiden insektensoorten zeer verschillend van vorm. Men onderscheidt de larven in: rupsen, ware larven en maden. Achterlijfspooten echter bezitten zij niet, hoogstens aan 't uiteinde van 't achterlijf een paar ongelede lichaamsaanhangselen.

Familie mieren. Zeer groote bovenkaken; onderkaken en onderlip niet snuitvormig verlengd. Arbeidsters ongevleugeld; de mannetjes en vruchtbare wijfjes hebben vleugels. Achterlijf met het borststuk verbonden door een steeltje. Alle vrouwelijke mieren, ook de arbeidsters, hebben giftklieren; sommige soorten hebben een' angel en steken op de wijze der bijen en wespen.

Aan den kop, die de oogen, de voelhorens of sprieten en de kaken draagt, laten zich de verschillende leden, die hem samenstellen, niet meer onderscheiden. Het achterlijf bestaat niet bij alle insekten uit een gelijk getal leden; er zijn aan dit lichaamsdeel geene pooten bevestigd.

Op het midden van den rug, vooral echter aan den nek en op het achterlijf, is de kleur het donkerst, ook de haren van den staart zijn gewoonlijk donkerder dan die van de zijden van den romp. Aan de buikzijde gaat de kleur in grijsbruin over. Een kleine, lichtgele of witachtige vlek bevindt zich aan de keel; de bovenlip is van voren, de onderlip over hare geheele lengte wit.

De bossen kriepten, en de krekels ook in den gerskant. Al het landvolk was reeds thuis of weg en de oude boer en keek niet naar 't geen hij voorbijreed. Het achterlijf van den os bekeek hij niet en de kloefen die onder zijne oogen, aan de magere voeten hingen, zag hij wel rakelings over 't zand slepen, maar hij was elders en met een groot gedacht vol bezig.

Familie bladwespen. Lichaamsbouw gedrongen; het nooit zeer lange achterlijf begint niet, als bij de tot dusver behandelde vliesvleugeligen, met een smal gedeelte: het "dunne middeltje" der wespen ontbreekt.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek