United States or Eswatini ? Vote for the TOP Country of the Week !


Onmiddellijk waren Raggi en een dertigtal mannen naar den trap gesneld, dien zij met aapachtige vlugheid afsprongen. John Cort, Max Huber en Khamis waren met Lo-Mai naar den kant van het dorp geloopen, waar het gedeelte van de rivier te zien was.

Evenals in den tijd zijner aapachtige voorouders is het zijn eerste plicht, te zorgen voor de behoeften van zijn gezin, en hij gevoelt, zoo dikwijls hij daarin te kort schiet, dat hij de wetten der natuur overtreedt. Ook hij heeft behoefte aan liefde. Maar zijn geheele leven is niet uitsluitend daaraan gewijd.

Nergens kon die aapachtige dood zoo op zijn plaats zijn, die grinnikend, met de passen van een ouden stijven dansmeester, den paus, den keizer, den edelman, den daglooner, den monnik, het kleine kind, den zot en al de andere beroepen en standen uitnoodigend meetrekt.

Slaperigheid verdoofde nu de kleur zijner oogen, maar zijn tanden glinsterden. Zijn geheele gestalte had een aapachtige lenigheid, en licht drukten zijn teenen den vloer. Zijn gelaat was ondoorgrondelijk als dat eener mummie. Waar is hij? vroeg de Viervorst. Mannaëi antwoordde, terwijl hij met den duim iets achter hen aanwees: "Ginds! Altijd-door!" "Ik meende hem te hooren".

Naar het schijnt, waren de Egyptenaars en de Indiërs de eenige volken der oudheid, die voor de Apen een zekeren eerbied koesterden. Dat de oude bewoners van het Nijldal ze onder de heilige dieren rekenden, kan men afleiden uit de beeldhouwwerken, waarop goden in de gedaante van Apen of althans met aapachtige lichaamsdeelen zijn voorgesteld.

Maar geen der tegenwoordige apen kan als onze stamvader beschouwd worden. Reeds lang zijn de aapachtige voorouders van den mensch verdwenen. Misschien is de dryopithecus, waarvan Gaudry beweert, dat hij in staat was, vuursteenen te slijpen, nauw aan dien voorvader verwant, wiens heerschappij dagteekent van voor meer dan honderdduizend jaren.

De mensch en de aapachtige Beer klauteren in de kroon van den boom rond, totdat eindelijk de Raccoon zich op een heen en weer wiegelenden tak begeeft, in de hoop een anderen boom te zullen bereiken. Zijn vervolger snelt hem na zoo ver hij kan, en begint plotseling den tak met geweld te schudden. Het beklagenswaardige dier moet zich nu stevig vasthouden, om niet op den grond geslingerd te worden.

Onwillekeurig dacht men: hoe is het mogelijk, dat zulk een schoon vruchtbaar land bewoond is door zulke walgelijke onbemiddelde menschen, met aapachtige, karakterlooze trekken, kleine, onontwikkelde, bijna dwergachtige lichamen en een gevoelsleven, waarin genegenheid, trouw, waarheidsliefde bijna onbekend zijn.

Een goede, ervaren Hond volgt het spoor, en de geheele troep rent den nu vluchtenden, behendigen Beer na, die eindelijk met aapachtige snelheid in een boom klimt, en zich hier in de donkerste gedeelten van de kroon tusschen de takken tracht te verbergen.