Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 juni 2025
Aesepus, Aisepos, rivier in Mysia, die op den berg Ida ontspringt en zich bij Cyzicus in de Propontis stort. Hij vormt de oostgrens van het landschap Troas. Aesernia, stad in Samnium, dicht bij de bronnen van den Volturnus, sedert 263 rom. kolonie. Aeserninus, beroemd zwaardvechter evenals Pacideianus.
Pergamum, Pergamon, beroemde stad in het mysische gewest Teuthrania, ten N. van den Caicus. Na den dood van Alexander d. Gr. behoorde het tot het gebied van Lysimachus, totdat in 284 diens schatmeester Philetaerus afvallig werd en te P. een eigen rijkje stichtte, dat hij in 263 aan zijn neef Eumenes I naliet.
Giet het nat van de vruchten af, bind het tamelijk dik met maizena en handel verder met de perziken als in R. 263 voor aardbeien met geslagen room wordt voorgeschreven. Pompoenen. Van een pompoen neemt men een stuk, zoo groot als men denkt noodig te hebben.
Egesta had de hulp der Atheners ingeroepen. Sedert 263 was het met Rome verbonden. Egestes = Acestes. Enkaustike, zie Encaustica. Enkoimesis, incubatio, het slapen in den tempel van een droomorakel, waar men in den slaap door een droomgezicht antwoord meende te ontvangen op vragen aan het orakel gedaan.
Giet het nat van de vruchten af, bind het tamelijk dik met maizena en handel verder met de pruimen als in R. 263 voor aardbeien met geslagen room wordt voorgeschreven. Pruimedanten. De bereidingswijze van gedroogde pruimedanten is als die van gedroogde abrikozen. Rozebottels.
Songe du viel pelerin, bij Jorga, Phil. de Mézières. p. 423 . Journal d'un bourgeois, p. 214, 289 . Gerson, Opera, I p. 206. Jorga, Phil. de Mézières, p. 506. W. Moll, Johannes Brugman, II p. 125. Chastellain, IV p. 263/5.
Het verkeer in eene veranderlijke wereld is echter niet voldoende om vooruitgang bij de wezens voort te brengen, hiervoor moet bij deze een drang er toe bestaan, even als zie blz. 263, voor de toeneming der intellectuele ontwikkeling bij wezens in het bezit van zekeren aanleg.
V 112, 172, 262, 263, 264, 268, 435, 585, 1204; Reg. Staats-res. 538, 859; SCHOTANUS, Beschrijv. 266; FOEKE SJOERDS, Beschrijv. I 258; Teg. Staat, III 396; VAN LEEUWEN, Watervloed, Inl. 52. Het octrooi van 1557 en daarop gevolgde stukken vindt men in het Prov. Archief, Lands Dijkagieboek, kopij 131-150.
David, IV p. 264. Ib. cap. 35, p. 246. Ruusbroec, Van seven trappen in den graet der gheesteliker minnen, cap. 14, ed. David, IV p. 53. Voor "ontfonken" lees ik: "ontsonken". Ruusbroec, Boec van der hoechster waerheit, ed. David, p. 263; vgl. Spieghel der ewigher salicheit, cap. 25. p. 231. Spieghel der ewigher salicheit, cap. 19, p. 144, cap. 23, p. 227; antwoert = beantwoordt aan.
Was men bij het bouwen van een huis in Friesland zoover gevorderd, dat men de daksparren met pannen dekte, dan gaf men het pannenbjiar, vergel. de Zeeuwsche uitdrukking te biere gaeë, zie ook De Bo, West-Vlaamsche Idioticon, bl. 127. Over het Limburgsche huulbeer is gesproken, zie bl. 263.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek